Noun | Related Translations | Other Translations |
arreglar
|
|
afhandelen; ordenen; schikken
|
preparar
|
|
bereiden; klaarmaken; toebereiden
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
arreglar
|
gereedmaken
|
aanzuiveren; afdoen; afspreken; arrangeren; bedisselen; bereiden; betalen; bijleggen; brouwen; fatsoeneren; fiksen; goedmaken; herstellen; hervinden; iets op touw zetten; iets regelen; iets toebereiden; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; klaarmaken; klaren; klusje opknappen; klussen; maken; meubileren; nabetalen; opknappen; prepareren; rechtzetten; regelen; renoveren; repareren; restaureren; ruzie afsluiten; schikken; terugvinden; vereffenen; vernieuwen; voldoen; zich voegen
|
preparar
|
gereedmaken
|
alvast neerzetten; bereiden; brouwen; eten bereiden; gereed maken; iets toebereiden; klaarmaken; klaarzetten; koken; kokkerellen; prepareren; toebereiden; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken
|
prepararse
|
gereedmaken
|
aanstalten maken; bereiden; brouwen; iets toebereiden; klaarmaken; opmaken; prepareren; zich bereiden; zich gereed maken; zich klaarmaken; zich prepareren; zich voorbereiden
|