Summary


Dutch

Detailed Translations for concluderen from Dutch to Spanish

concluderen:

concluderen verb (concludeer, concludeert, concludeerde, concludeerden, geconcludeerd)

  1. concluderen (opmaken uit; een gevolgtrekking maken)
  2. concluderen (iets afleiden uit)

Conjugations for concluderen:

o.t.t.
  1. concludeer
  2. concludeert
  3. concludeert
  4. concluderen
  5. concluderen
  6. concluderen
o.v.t.
  1. concludeerde
  2. concludeerde
  3. concludeerde
  4. concludeerden
  5. concludeerden
  6. concludeerden
v.t.t.
  1. heb geconcludeerd
  2. hebt geconcludeerd
  3. heeft geconcludeerd
  4. hebben geconcludeerd
  5. hebben geconcludeerd
  6. hebben geconcludeerd
v.v.t.
  1. had geconcludeerd
  2. had geconcludeerd
  3. had geconcludeerd
  4. hadden geconcludeerd
  5. hadden geconcludeerd
  6. hadden geconcludeerd
o.t.t.t.
  1. zal concluderen
  2. zult concluderen
  3. zal concluderen
  4. zullen concluderen
  5. zullen concluderen
  6. zullen concluderen
o.v.t.t.
  1. zou concluderen
  2. zou concluderen
  3. zou concluderen
  4. zouden concluderen
  5. zouden concluderen
  6. zouden concluderen
diversen
  1. concludeer!
  2. concludeert!
  3. geconcludeerd
  4. concluderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for concluderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cortar afhakken; afhouwen; afknippen; afsnijden; kappen; omhakken; vellen
desconectar loskoppelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
concertar concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afsluiten; dichtdoen; harmoniseren; kloppen met; op een lijn brengen; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; sluiten; stroken; stroken met; toedoen; toemaken; tot een goed samengaand geheel maken
concluir concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afleiden; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; deduceren; dichtdoen; dichtknopen; een einde maken aan; eindigen; naar einde toewerken; ophouden; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; van palen voorzien
cortar concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afknotten; afsluiten; afsnijden; bijknippen; coifferen; couperen; creneleren; dichtdoen; doen ophouden; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; doorsnijden; een beetje knippen; fijnhakken; grootspreken; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; insnijden; kappen; kleinhakken; kleinmaken; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; lossnijden; omhouwen; onderbreken; opensnijden; opscheppen; opsnijden; scheiden; snijden; snoeven; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; uitknippen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
deducir concluderen; een gevolgtrekking maken; iets afleiden uit; opmaken uit afhouden; afleiden; aftrekken; deduceren; in mindering brengen; inhouden; verrekenen
desconectar concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afbakenen; afkoppelen; afpalen; afsluiten; afzetten; amputeren; begrenzen; debrayeren; dichtdoen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omlijnen; ontkoppelen; stilzetten; stoppen; tornen; tot stilstand brengen; uitdoen; uithalen; uitmaken; uitschakelen; uittrekken; uitzetten; verbinding verbreken; verneuken
inducir de concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit
sacar conclusiones de concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit
sacar en conclusión concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afleiden; deduceren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
cortar knippen

Wiktionary Translations for concluderen:

concluderen
verb
  1. (overgankelijk) tot een besluit komen

Cross Translation:
FromToVia
concluderen concluir conclude — to end
concluderen concluir; sacar conclusión; ultimar conclure — Traductions à trier suivant le sens