Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- bonden:
-
bond:
- asociación; sociedad; fraternidad; cooperación; compañía; congregación; ensamblaje; gremio; liga; alianza; unión; agrupación; hermandad; cofradía; juntura; enlace; reunión; cooperativa; coalición; confederación; solidaridad; pacto; relación; empalme; concordia; confederación de estados; tratado; federación; interdepencia; negociación; acuerdo; interrelación; club; grupo; círculo; cordón circunvalatorio; asociación de artesanos
- binden:
-
Wiktionary:
- bond → confederación, federación, cinta, lazo
- binden → atar
- binden → atar, ligar, amarrar, anudar, encuadernar, apretar
Dutch
Detailed Translations for bonden from Dutch to Spanish
bonden:
-
de bonden (federaties; unies; liga's)
Translation Matrix for bonden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
federaciones | bonden; federaties; liga's; unies | federaties; unies; verenigingen van staten; vereningingen van bedrijven |
ligas | bonden; federaties; liga's; unies | federaties; unies; verenigingen van staten; vereningingen van bedrijven |
uniones | bonden; federaties; liga's; unies | federaties; liga's; unies; verbonden; verenigingen van staten; vereningingen van bedrijven |
Related Words for "bonden":
bond:
-
de bond (genootschap; vereniging; sociëteit; broederschap)
la asociación; la sociedad; la fraternidad; la cooperación; la compañía; la congregación; el ensamblaje; el gremio; la liga; la alianza; la unión; la agrupación; la hermandad; la cofradía; la juntura; el enlace; la reunión; la cooperativa; la coalición; la confederación -
de bond (alliantie; bondgenootschap; verbond)
-
de bond (statenbond; federatie; liga; unie)
-
de bond (pact; bondgenootschap; liga; verbond; verdrag; federatie; binding; akkoord; band; unie)
la cooperación; el tratado; la federación; la confederación; la liga; la unión; el pacto; la interdepencia; la negociación; el acuerdo; el enlace; la relación; la alianza; la interrelación -
de bond (vereniging; soos; societiet; organisatie; unie; club; orde; gilde)
-
de bond (ambachtsgilde; vereniging; gilde; vakgenootschap; club; organisatie; orde; unie)
la asociación; el club; el grupo; la compañía; el cordón circunvalatorio; la cofradía; la unión; la agrupación; la asociación de artesanos
Translation Matrix for bond:
Related Words for "bond":
Wiktionary Translations for bond:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bond | → confederación | ↔ Bund — politisch: eine Gruppe von souveränen Staaten, die sich für eine gemeinsame (Teil-)Politik zusammentun |
• bond | → federación | ↔ fédération — politique|fr groupement en un seul de plusieurs états dont chacun est régir par ses lois particulières. |
• bond | → cinta; lazo | ↔ ligue — confédération de plusieurs État, pour se défendre ou pour attaquer. |
binden:
-
binden (boekbinden; inbinden)
encuadernar-
encuadernar verb
-
-
binden (knevelen; vastbinden; strikken; vastmaken; knopen)
-
binden (ketenen; boeien; kluisteren)
Conjugations for binden:
o.t.t.
- bind
- bindt
- bindt
- binden
- binden
- binden
o.v.t.
- bond
- bond
- bond
- bonden
- bonden
- bonden
v.t.t.
- heb gebonden
- hebt gebonden
- heeft gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
v.v.t.
- had gebonden
- had gebonden
- had gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
o.t.t.t.
- zal binden
- zult binden
- zal binden
- zullen binden
- zullen binden
- zullen binden
o.v.t.t.
- zou binden
- zou binden
- zou binden
- zouden binden
- zouden binden
- zouden binden
diversen
- bind!
- bindt!
- gebonden
- bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for binden:
Related Definitions for "binden":
Wiktionary Translations for binden:
binden
Cross Translation:
verb
-
vastmaken (evt. figuurlijk)
- binden → atar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• binden | → atar; ligar; amarrar | ↔ tie — to attach or fasten with string |
• binden | → anudar; ligar; atar | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
• binden | → ligar; atar; encuadernar | ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire. |
• binden | → apretar | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |