Summary
Dutch
Detailed Translations for betrekking from Dutch to Spanish
betrekking:
Translation Matrix for betrekking:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cargo | ambt; betrekking; functie | aantijging; ambacht; arbeid; belading; beschuldiging; bezigheid; cargo; inlading; inscheping; insinuatie; inspanning; karrenvracht; lading; last; taak; vak; verdachtmaking; vracht; vrachtgoed; werk; werkzaamheid |
función | ambt; betrekking; functie | arbeid; baantje; bezigheid; functie; happening; hobby; job; karwei; performance; show; voorstelling |
oficio | ambt; betrekking; functie | departement; godsdienstoefening; godsdienstplechtigheid; ministerie |
puesto | ambt; betrekking; functie | arbeidsplaats; kraam; kraampje; locatie; plaats; plek; raadszetel; stalletje; stand; standoord |
- | baan; positie; relatie; verband | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
puesto | corpulent; dik; gelegd; gezet; lijvig; opgezet dier; zwaarlijvig |
Synonyms for "betrekking":
Related Definitions for "betrekking":
Wiktionary Translations for betrekking:
betrekking
Cross Translation:
noun
-
een band of relatie
- betrekking → empleo
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• betrekking | → relación | ↔ Beziehung — Verhältnis, in dem Menschen oder Organisationen zueinander stehen |
• betrekking | → encuentro; relación; acuerdo; entrada; acceso; aceptación; admisión | ↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage. |
• betrekking | → empleo | ↔ emploi — usage qu’on fait de quelque chose. |
• betrekking | → función; cargo; oficio; empleo | ↔ fonction — Activité qui tend à un but précis |
• betrekking | → servicio; almacén; depósito; cargo; función; oficio; empleo | ↔ office — Fonction, emploi |
• betrekking | → servicio | ↔ service — état, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité. |