Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. badge:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for badge from Dutch to Spanish

badge:

badge [de ~ (m)] noun

  1. de badge
    el distintivo; la insignia

Translation Matrix for badge:

NounRelated TranslationsOther Translations
distintivo badge distinctief; eigenschap; herkenningsteken; kenmerk; maken van onderscheid; merk; merkteken; onderscheiding; ordeteken
insignia badge decoratie; ereteken; geldstuk; insigne; kenteken; merkteken; munt; muntstuk; onderscheiding; onderscheidingsteken; ordeteken; penning; plaatje als herkenningsteken; ridderorde; speldje; teken; vignet
ModifierRelated TranslationsOther Translations
distintivo karakteristiek; kenmerkend; onderscheidend; tekenend; typerend; typisch

Wiktionary Translations for badge:


Cross Translation:
FromToVia
badge botón; prendedor button — a badge worn on clothes