Dutch
Detailed Translations for afsplijting from Dutch to Spanish
afsplijting:
-
afsplijting (afsplitsing; afsplitsen; afsplijten)
Translation Matrix for afsplijting:
Noun | Related Translations | Other Translations |
atomización | afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing | |
división | afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing | afbreking; afdeling; aftakking; arrangement; brigade; departement; detachement; divisie; driesprong; indeling; legerafdeling; opdeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking; sectie; splitsing; tak; tussenmuurtje; vakgroep; verdeling; vertakking; wegsplitsing |
escisión | afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing | aftakking; driesprong; splitsing; vertakking; wegsplitsing |
fisión | afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing | splijting |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
división | divisie |