Dutch
Detailed Translations for prijsgeven from Dutch to Spanish
prijsgeven:
Conjugations for prijsgeven:
o.t.t.
- geef prijs
- geeft prijs
- geeft prijs
- geven prijs
- geven prijs
- geven prijs
o.v.t.
- gaf prijs
- gaf prijs
- gaf prijs
- gaven prijs
- gaven prijs
- gaven prijs
v.t.t.
- heb prijs gegeven
- hebt prijs gegeven
- heeft prijs gegeven
- hebben prijs gegeven
- hebben prijs gegeven
- hebben prijs gegeven
v.v.t.
- had prijs gegeven
- had prijs gegeven
- had prijs gegeven
- hadden prijs gegeven
- hadden prijs gegeven
- hadden prijs gegeven
o.t.t.t.
- zal prijsgeven
- zult prijsgeven
- zal prijsgeven
- zullen prijsgeven
- zullen prijsgeven
- zullen prijsgeven
o.v.t.t.
- zou prijsgeven
- zou prijsgeven
- zou prijsgeven
- zouden prijsgeven
- zouden prijsgeven
- zouden prijsgeven
diversen
- geef prijs!
- geeft prijs!
- prijs gegeven
- prijsgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for prijsgeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
inmolar | opgeven; opofferen; prijsgeven | offeren |
ofrecer | opgeven; opofferen; prijsgeven | aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; beloven; bieden; geven; indienen; laten zien; offeren; offreren; overgeven; overhandigen; presenteren; toesteken; toezeggen; tonen; uitloven; voorleggen |
ofrendar | opgeven; opofferen; prijsgeven | offeren |
sacrificar | opgeven; opofferen; prijsgeven | offeren; overleveren; slachten |