Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opperen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opper from Dutch to Spanish

opper:


Related Words for "opper":

  • oppertje, oppertjes

Wiktionary Translations for opper:

opper
noun
  1. hoop gemaaid en gedroogd gras

opper form of opperen:

Conjugations for opperen:

o.t.t.
  1. opper
  2. oppert
  3. oppert
  4. opperen
  5. opperen
  6. opperen
o.v.t.
  1. opperde
  2. opperde
  3. opperde
  4. opperden
  5. opperden
  6. opperden
v.t.t.
  1. heb geopperd
  2. hebt geopperd
  3. heeft geopperd
  4. hebben geopperd
  5. hebben geopperd
  6. hebben geopperd
v.v.t.
  1. had geopperd
  2. had geopperd
  3. had geopperd
  4. hadden geopperd
  5. hadden geopperd
  6. hadden geopperd
o.t.t.t.
  1. zal opperen
  2. zult opperen
  3. zal opperen
  4. zullen opperen
  5. zullen opperen
  6. zullen opperen
o.v.t.t.
  1. zou opperen
  2. zou opperen
  3. zou opperen
  4. zouden opperen
  5. zouden opperen
  6. zouden opperen
diversen
  1. opper!
  2. oppert!
  3. geopperd
  4. opperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opperen:

NounRelated TranslationsOther Translations
lanzar gesmijt; omhoog werpen; opwerpen
postular poneren; stellen
proponer poneren; stellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
abordar aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aanklampen; aanknopen; aanpakken; aansnijden; aanvatten; beetgrijpen; beetpakken; entameren; enteren; gesprek aanknopen; grijpen; onderhanden nemen; onderuithalen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; tekkelen; ter sprake brengen; vastklampen; vastpakken
lanzar naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; suggereren aankaarten; aanknopen; aansnijden; afschieten; afsmijten; afvuren; afwerpen; afzien van rechtsvervolging; entameren; gesprek aanknopen; jonassen; kwakken; lanceren; laten zien; naar beneden werpen; neerkwakken; neerwerpen; omhooggooien; omlaag werpen; op de markt brengen; openen; opgooien; opwerpen; schieten; schoten lossen; seponeren; smakken; smijten; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; uitgeven; uitgooien; uitwerpen; vuren
plantear aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; stellen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aansnijden; ervan uitgaan; omhoogwerpen; op tafel leggen; opwerpen; ter sprake brengen
postular naar voren brengen; opperen; poneren; stellen collecteren; geld inzamelen; postuleren; vooronderstellen
proponer aanvoeren; naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; te berde brengen aanbevelen; aandragen; aanmerken; aanraden; aanvoeren; adviseren; declameren; een voorstel doen; hoogdravend praten; iemand recommanderen; iets aanraden; ingeven; nomineren; oreren; raden; suggereren; voordragen; voorslaan; voorstellen
sugerir aanvoeren; naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; suggereren; te berde brengen aandragen; aanvoeren; adviseren; iets aanraden; ingeven; raden; suggereren

Wiktionary Translations for opperen:

opperen
verb
  1. iets voorstellen

Cross Translation:
FromToVia
opperen acuñar coin — to make up or invent, and establish
opperen acuñar forger — Inventer un mot, une expression
opperen inspirar; sugerir; persuadir inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.
opperen representar; describir; jugar; tocar; expresar; enunciar représenterprésenter de nouveau.
opperen sugerir suggérerinsinuer, faire entrer dans l’esprit de quelqu’un ; inspirer à une personne une opinion, un dessein.