Dutch

Detailed Translations for schellen from Dutch to Spanish

schellen:

schellen [de ~] noun, plural

  1. de schellen
    el timbres

schellen verb (schel, schelt, schelde, schelden, gescheld)

  1. schellen

Conjugations for schellen:

o.t.t.
  1. schel
  2. schelt
  3. schelt
  4. schellen
  5. schellen
  6. schellen
o.v.t.
  1. schelde
  2. schelde
  3. schelde
  4. schelden
  5. schelden
  6. schelden
v.t.t.
  1. heb gescheld
  2. hebt gescheld
  3. heeft gescheld
  4. hebben gescheld
  5. hebben gescheld
  6. hebben gescheld
v.v.t.
  1. had gescheld
  2. had gescheld
  3. had gescheld
  4. hadden gescheld
  5. hadden gescheld
  6. hadden gescheld
o.t.t.t.
  1. zal schellen
  2. zult schellen
  3. zal schellen
  4. zullen schellen
  5. zullen schellen
  6. zullen schellen
o.v.t.t.
  1. zou schellen
  2. zou schellen
  3. zou schellen
  4. zouden schellen
  5. zouden schellen
  6. zouden schellen
en verder
  1. ben gescheld
  2. bent gescheld
  3. is gescheld
  4. zijn gescheld
  5. zijn gescheld
  6. zijn gescheld
diversen
  1. schel!
  2. schelt!
  3. gescheld
  4. schellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
timbres schellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
llamar con la campanilla schellen

Related Words for "schellen":


Wiktionary Translations for schellen:


Cross Translation:
FromToVia
schellen sonar; llamar; tocar la campanilla; tocar sonnerrendre un son.

schellen form of schel:

schel [de ~] noun

  1. de schel (bel)
    el llamador; el timbre

schel adj

  1. schel (scherp; schril; hoog; hard; snerpend)

Translation Matrix for schel:

NounRelated TranslationsOther Translations
fuerte citadel; deurslot; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterke kant; sterke zijde
llamador bel; schel
timbre bel; schel belknop; belsignaal; deurbel; intonatie; klankkleur; klanktint; lakstempel; lakzegel; overgaan; timbre; toonkleur
ModifierRelated TranslationsOther Translations
agudo hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend acuut; adrem; behendig; beklemmend; bekwaam; bijdehand; bitter teleurgesteld; clever; doordringend; felle; gevat; handig; indringend; intelligent; intens; intensief; kien; knellend; kundig; met een scherp oog; nauwlettend; nijpend; pienter; puntig; raak; schel klinkend; scherp; scherp gepunt; scherpklinkend; scherpzinnig; schrander; slim; smartelijk; snedig; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; verbitterd; vlijmend; vlijmscherp
fuerte hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend bitter teleurgesteld; blijvend; breed; dapper; degelijke; doordringend; duurzaam; duurzame; felle; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; grimmig; hard; hardop; heldhaftig; heroïsch; indringend; intens; intensief; keihard; kloek; krachtig; luid; massief; met een krachtige uitwerking; met hoge snelheid; moedig; moreel sterk; onderdrukt; onverschrokken; opgekropt; pittig; potig; robuust; schel klinkend; scherp; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stout; stoutmoedig; straf; struis; uit de kluiten gewassen; verbeten; verbitterd; verkropt; zwaar; zwaargebouwd
penetrante hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend beklemmend; bijtende; doordringend; indringend; indringende; indringerig; knellend; nijpend; op afgebeten toon; penetrant; schel klinkend; scherp; schril; smartelijk; snijdend; stekend; vlijmend; vlijmscherp

Related Words for "schel":


Wiktionary Translations for schel:


Cross Translation:
FromToVia
schel afilado; agudo; acerbo; acre acerbe — Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
schel agrio aigre — Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
schel agudo; afilado aigu — Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
schel afilado coupant — Qui couper.
schel afilado; agudo; acerbo; acre; sutil; chistoso; ocurrente; ingenioso; fino findélié, menu, mince ou étroit.
schel incisivo incisif — Qui couper ou qui est propre à couper.
schel agudo; acerbo; acre mordant — didact|fr Qui mordre.
schel afilado; agudo perçant — Qui percer, qui pénétrer.
schel picante piquant — Qui piquer.
schel afilado; agudo; puntiagudo pointu — Qui se termine en pointe
schel afilado; agudo pénétrant — Qui pénétrer.
schel afilado; agudo saillant — Qui avancer, qui sortir en dehors.
schel campanilla; timbre sonnetteclochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir.
schel vivo vif — Qui est en vie.
schel acre; agrio; amargo âcre — Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
schel áspero âpre — Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.