Summary
Dutch
Detailed Translations for aanlengen from Dutch to Spanish
aanlengen:
-
aanlengen (verdunnen; versnijden; verwateren)
Conjugations for aanlengen:
o.t.t.
- leng aan
- lengt aan
- lengt aan
- lengen aan
- lengen aan
- lengen aan
o.v.t.
- lengde aan
- lengde aan
- lengde aan
- lengden aan
- lengden aan
- lengden aan
v.t.t.
- heb aangelengd
- hebt aangelengd
- heeft aangelengd
- hebben aangelengd
- hebben aangelengd
- hebben aangelengd
v.v.t.
- had aangelengd
- had aangelengd
- had aangelengd
- hadden aangelengd
- hadden aangelengd
- hadden aangelengd
o.t.t.t.
- zal aanlengen
- zult aanlengen
- zal aanlengen
- zullen aanlengen
- zullen aanlengen
- zullen aanlengen
o.v.t.t.
- zou aanlengen
- zou aanlengen
- zou aanlengen
- zouden aanlengen
- zouden aanlengen
- zouden aanlengen
diversen
- leng aan!
- lengt aan!
- aangelengd
- aanlengende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanlengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aflojar | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | afmatten; dempen; matigen; moe maken; ophoesten; slopen; temperen; terugdraaien; terugschroeven; uitputten; verflauwen; vermoeien; verslappen; voor de dag komen met; vrijaf geven; vrijgeven; zich matigen |
debilitar | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | aan kracht inboeten; aantasten; aanvreten; aftakelen; bederven; beschadigen; deren; iem.'s positie ondermijnen; ondergraven; ondermijnen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden |
diluir | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren |