Dutch
Detailed Translations for werkonderbreken from Dutch to English
werkonderbreken:
werkonderbreken verb (onderbreek werk, onderbreekt werk, onderbrak werk, onderbraken werk, werk onderbroken)
-
werkonderbreken (het werk neerleggen als protest; staken)
Conjugations for werkonderbreken:
o.t.t.
- onderbreek werk
- onderbreekt werk
- onderbreekt werk
- onderbreken werk
- onderbreken werk
- onderbreken werk
o.v.t.
- onderbrak werk
- onderbrak werk
- onderbrak werk
- onderbraken werk
- onderbraken werk
- onderbraken werk
v.t.t.
- heb werk onderbroken
- hebt werk onderbroken
- heeft werk onderbroken
- hebben werk onderbroken
- hebben werk onderbroken
- hebben werk onderbroken
v.v.t.
- had werk onderbroken
- had werk onderbroken
- had werk onderbroken
- hadden werk onderbroken
- hadden werk onderbroken
- hadden werk onderbroken
o.t.t.t.
- zal werkonderbreken
- zult werkonderbreken
- zal werkonderbreken
- zullen werkonderbreken
- zullen werkonderbreken
- zullen werkonderbreken
o.v.t.t.
- zou werkonderbreken
- zou werkonderbreken
- zou werkonderbreken
- zouden werkonderbreken
- zouden werkonderbreken
- zouden werkonderbreken
diversen
- onderbreek werk!
- onderbreekt werk!
- werk onderbroken
- werkonderbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for werkonderbreken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
strike | aanboren; gestaak; opvallen; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
go on strike | het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken | in staking gaan; staken |
strike | het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken | aansteken; beroeren; doen branden; een klap geven; frapperen; grijpen; in staking gaan; in staking zijn; ontroeren; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raken; slaan; staken; toeslaan; treffen; vuur maken; wrijven |