Dutch
Detailed Translations for wegsteken from Dutch to English
wegsteken:
-
wegsteken (wegstoppen)
Conjugations for wegsteken:
o.t.t.
- steek weg
- steekt weg
- steekt weg
- steken weg
- steken weg
- steken weg
o.v.t.
- stak weg
- stak weg
- stak weg
- staken weg
- staken weg
- staken weg
v.t.t.
- heb weggestoken
- hebt weggestoken
- heeft weggestoken
- hebben weggestoken
- hebben weggestoken
- hebben weggestoken
v.v.t.
- had weggestoken
- had weggestoken
- had weggestoken
- hadden weggestoken
- hadden weggestoken
- hadden weggestoken
o.t.t.t.
- zal wegsteken
- zult wegsteken
- zal wegsteken
- zullen wegsteken
- zullen wegsteken
- zullen wegsteken
o.v.t.t.
- zou wegsteken
- zou wegsteken
- zou wegsteken
- zouden wegsteken
- zouden wegsteken
- zouden wegsteken
diversen
- steek weg!
- steekt weg!
- weggestoken
- wegstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wegsteken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hide away | wegsteken; wegstoppen | |
lock up | wegsteken; wegstoppen | achter de tralies zetten; afdekken; afschermen; afschutten; afsluiten; beschermen; beschutten; dichtdoen; in de cel zetten; opbergen; opsluiten; vastzetten; wegbergen; wegsluiten |
put away | wegsteken; wegstoppen | achterhouden; behouden; bergen; bespreken; bewaren; nuttigen; opbergen; opruimen; opzij leggen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; stallen; terughouden; van zich afzetten; vastleggen; verschalken; voorbehouden; wegbergen; wegsluiten; wegzetten |
stash away | wegsteken; wegstoppen | |
stuff away | wegsteken; wegstoppen | |
tuck away | wegsteken; wegstoppen |