Noun | Related Translations | Other Translations |
slip
|
|
abuis; blunder; domheid; dwaling; flater; fout; giller; glooiing; glooiingshoek; misgreep; misslag; onderbroek; onderjurk; overtrek; slip; slipje; spreekfout; vergissing; verspreking
|
sneak
|
|
gladjanus; gluiperd
|
steal
|
|
afsnoepen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
make a slip
|
floepen; glippen; wegglippen
|
verbabbelen; verpraten; verspreken
|
slip
|
floepen; glippen; wegglippen
|
glibberen; glijden; glippen; onderuitgaan; ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen; slippen; strompelen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten
|
sneak
|
floepen; glippen; wegglippen
|
kruipen; sluipen
|
steal
|
floepen; glippen; wegglippen
|
achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; afsnoepen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|