Summary


Dutch

Detailed Translations for weegschaal from Dutch to English

weegschaal:

weegschaal [de ~] noun

  1. de weegschaal (bascule; balans; waag)
    the weighing machine; the balance; the scales; the weigh-beam; the steelyard; the weighhouse; the weighing-house; the weigh-house

Translation Matrix for weegschaal:

NounRelated TranslationsOther Translations
balance balans; bascule; waag; weegschaal activa; balans; baten; bezit; equatie; evenwicht; evenwichtigheid; gelijkmaking; harmonie; overblijfsel; rekeningsaldo; rest; saldo; tegoed; vereffening; waag; weegbrug; weeghuis
scales balans; bascule; waag; weegschaal snelweger; waag; weegbrug
steelyard balans; bascule; waag; weegschaal
weigh-beam balans; bascule; waag; weegschaal
weigh-house balans; bascule; waag; weegschaal waaggebouw
weighhouse balans; bascule; waag; weegschaal
weighing machine balans; bascule; waag; weegschaal
weighing-house balans; bascule; waag; weegschaal waag; waaggebouw; weeghuis
VerbRelated TranslationsOther Translations
balance balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren

Related Words for "weegschaal":

  • weegschalen

Wiktionary Translations for weegschaal:

weegschaal
noun
  1. een meetinstrument waarmee het gewicht kan worden bepaald
weegschaal
noun
  1. scales
  2. device
  3. dish of a balance
  4. device for weighing goods for sale

Cross Translation:
FromToVia
weegschaal scale; balance; weighing machine balance — métrol|fr instrument de mesure utilisé pour peser des éléments, pour déterminer leur masse.