Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verschaald:
  2. verschalen:


Dutch

Detailed Translations for verschaald from Dutch to English

verschaald:

verschaald adj

  1. verschaald (plat; oud; oudbakken; oubakken; muf)
    flat; stale

Translation Matrix for verschaald:

NounRelated TranslationsOther Translations
flat afvlakken; appartement; etagewoning; flat; klapband; wad
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
stale muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald bedompt; belegen; benauwd; drukkend; muf; onfris; stoffig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
flat muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald effen; egaal; flauwtjes; gelijk; geslepen; glad; mol; muf; onfris; plat; strak; toonloos; vlak; vlakuit; zonder toon; zouteloos

verschaald form of verschalen:

verschalen verb (verschaal, verschaalt, verschaalde, verschaalden, verschaald)

  1. verschalen
    to get stale; get flat

Conjugations for verschalen:

o.t.t.
  1. verschaal
  2. verschaalt
  3. verschaalt
  4. verschalen
  5. verschalen
  6. verschalen
o.v.t.
  1. verschaalde
  2. verschaalde
  3. verschaalde
  4. verschaalden
  5. verschaalden
  6. verschaalden
v.t.t.
  1. ben verschaald
  2. bent verschaald
  3. is verschaald
  4. zijn verschaald
  5. zijn verschaald
  6. zijn verschaald
v.v.t.
  1. was verschaald
  2. was verschaald
  3. was verschaald
  4. waren verschaald
  5. waren verschaald
  6. waren verschaald
o.t.t.t.
  1. zal verschalen
  2. zult verschalen
  3. zal verschalen
  4. zullen verschalen
  5. zullen verschalen
  6. zullen verschalen
o.v.t.t.
  1. zou verschalen
  2. zou verschalen
  3. zou verschalen
  4. zouden verschalen
  5. zouden verschalen
  6. zouden verschalen
diversen
  1. verschaal!
  2. verschaalt!
  3. verschaald
  4. verschalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verschalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
get flat verschalen
get stale verschalen