Dutch
Detailed Translations for verschaald from Dutch to English
verschaald:
Translation Matrix for verschaald:
Noun | Related Translations | Other Translations |
flat | afvlakken; appartement; etagewoning; flat; klapband; wad | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
stale | muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald | bedompt; belegen; benauwd; drukkend; muf; onfris; stoffig |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
flat | muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald | effen; egaal; flauwtjes; gelijk; geslepen; glad; mol; muf; onfris; plat; strak; toonloos; vlak; vlakuit; zonder toon; zouteloos |
verschaald form of verschalen:
-
verschalen
Conjugations for verschalen:
o.t.t.
- verschaal
- verschaalt
- verschaalt
- verschalen
- verschalen
- verschalen
o.v.t.
- verschaalde
- verschaalde
- verschaalde
- verschaalden
- verschaalden
- verschaalden
v.t.t.
- ben verschaald
- bent verschaald
- is verschaald
- zijn verschaald
- zijn verschaald
- zijn verschaald
v.v.t.
- was verschaald
- was verschaald
- was verschaald
- waren verschaald
- waren verschaald
- waren verschaald
o.t.t.t.
- zal verschalen
- zult verschalen
- zal verschalen
- zullen verschalen
- zullen verschalen
- zullen verschalen
o.v.t.t.
- zou verschalen
- zou verschalen
- zou verschalen
- zouden verschalen
- zouden verschalen
- zouden verschalen
diversen
- verschaal!
- verschaalt!
- verschaald
- verschalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verschalen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
get flat | verschalen | |
get stale | verschalen |