Dutch
Detailed Translations for vastgevroren from Dutch to English
vastgevroren:
-
vastgevroren
Translation Matrix for vastgevroren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
frosty | vorstweer; vriesweer | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
frosted | vastgevroren | beslagen; dof; geglaceerd; geglazuurd; gematteerd; glansloos; ingevroren; mat; niet uitbundig |
frosty | vastgevroren | koel; koudmakend; onder nul; vriezend |
frozen | vastgevroren | bevroren; gekoeld; ingevroren; koel; verstijfd |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
frozen together | vastgevroren | |
frozen up | vastgevroren | ingevroren |
ice-bound | vastgevroren |
vastgevroren form of vastvriezen:
-
vastvriezen
Conjugations for vastvriezen:
o.t.t.
- vries vast
- vriest vast
- vriest vast
- vriezen vast
- vriezen vast
- vriezen vast
o.v.t.
- vroor vast
- vroor vast
- vroor vast
- vroren vast
- vroren vast
- vroren vast
v.t.t.
- ben vastgevroren
- bent vastgevroren
- is vastgevroren
- zijn vastgevroren
- zijn vastgevroren
- zijn vastgevroren
v.v.t.
- was vastgevroren
- was vastgevroren
- was vastgevroren
- waren vastgevroren
- waren vastgevroren
- waren vastgevroren
o.t.t.t.
- zal vastvriezen
- zult vastvriezen
- zal vastvriezen
- zullen vastvriezen
- zullen vastvriezen
- zullen vastvriezen
o.v.t.t.
- zou vastvriezen
- zou vastvriezen
- zou vastvriezen
- zouden vastvriezen
- zouden vastvriezen
- zouden vastvriezen
diversen
- vries vast!
- vriest vast!
- vastgevroren
- vastvriezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vastvriezen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
freeze together | vastvriezen |