Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. trotserend:
  2. trotseren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for trotserend from Dutch to English

trotserend:

trotserend adj

  1. trotserend (tartend)

Translation Matrix for trotserend:

NounRelated TranslationsOther Translations
braving trotsering
provoking provoceren; uitlokken
VerbRelated TranslationsOther Translations
provoking flirten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
defiant tartend; trotserend overtreffend; provocerend; tartend; uitdagend
provoking tartend; trotserend provocerend; tergend; treiterig; uitdagend
ModifierRelated TranslationsOther Translations
braving tartend; trotserend
defying tartend; trotserend
facing tartend; trotserend aan de andere kant; aan de overkant; aan de overzijde; hiertegenover; tegenover; tegenoverliggend

trotserend form of trotseren:

trotseren verb (trotseer, trotseert, trotseerde, trotseerden, getrotseerd)

  1. trotseren (hoofd bieden)
    to defy; face up to; stand to; to face

Conjugations for trotseren:

o.t.t.
  1. trotseer
  2. trotseert
  3. trotseert
  4. trotseren
  5. trotseren
  6. trotseren
o.v.t.
  1. trotseerde
  2. trotseerde
  3. trotseerde
  4. trotseerden
  5. trotseerden
  6. trotseerden
v.t.t.
  1. heb getrotseerd
  2. hebt getrotseerd
  3. heeft getrotseerd
  4. hebben getrotseerd
  5. hebben getrotseerd
  6. hebben getrotseerd
v.v.t.
  1. had getrotseerd
  2. had getrotseerd
  3. had getrotseerd
  4. hadden getrotseerd
  5. hadden getrotseerd
  6. hadden getrotseerd
o.t.t.t.
  1. zal trotseren
  2. zult trotseren
  3. zal trotseren
  4. zullen trotseren
  5. zullen trotseren
  6. zullen trotseren
o.v.t.t.
  1. zou trotseren
  2. zou trotseren
  3. zou trotseren
  4. zouden trotseren
  5. zouden trotseren
  6. zouden trotseren
en verder
  1. ben getrotseerd
  2. bent getrotseerd
  3. is getrotseerd
  4. zijn getrotseerd
  5. zijn getrotseerd
  6. zijn getrotseerd
diversen
  1. trotseer!
  2. trotseert!
  3. getrotseerd
  4. trotserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for trotseren:

NounRelated TranslationsOther Translations
face aangezicht; bakkes; bek; facie; front; gelaat; gevel; gezicht; letterbeeld; muil; ponum; porum; pui; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tater; tronie; vlak; voorgevel; voorkant; voorzijde; waffel
VerbRelated TranslationsOther Translations
defy hoofd bieden; trotseren
face hoofd bieden; trotseren confronteren; onder ogen zien
face up to hoofd bieden; trotseren
stand to hoofd bieden; trotseren

Wiktionary Translations for trotseren:

trotseren
verb
  1. niet laten afschrikken door iemand of iets

Cross Translation:
FromToVia
trotseren brave; defy; flout braverdéfier sans crainte et avec mépris ; s’opposer à.