Dutch
Detailed Translations for toegang verschaffen from Dutch to English
toegang verschaffen:
toegang verschaffen verb (verschaf toegang, verschaft toegang, verschafte toegang, verschaften toegang, toegang verschaft)
-
toegang verschaffen
Conjugations for toegang verschaffen:
o.t.t.
- verschaf toegang
- verschaft toegang
- verschaft toegang
- verschaffen toegang
- verschaffen toegang
- verschaffen toegang
o.v.t.
- verschafte toegang
- verschafte toegang
- verschafte toegang
- verschaften toegang
- verschaften toegang
- verschaften toegang
v.t.t.
- heb toegang verschaft
- hebt toegang verschaft
- heeft toegang verschaft
- hebben toegang verschaft
- hebben toegang verschaft
- hebben toegang verschaft
v.v.t.
- had toegang verschaft
- had toegang verschaft
- had toegang verschaft
- hadden toegang verschaft
- hadden toegang verschaft
- hadden toegang verschaft
o.t.t.t.
- zal toegang verschaffen
- zult toegang verschaffen
- zal toegang verschaffen
- zullen toegang verschaffen
- zullen toegang verschaffen
- zullen toegang verschaffen
o.v.t.t.
- zou toegang verschaffen
- zou toegang verschaffen
- zou toegang verschaffen
- zouden toegang verschaffen
- zouden toegang verschaffen
- zouden toegang verschaffen
en verder
- ben toegang verschaft
- bent toegang verschaft
- is toegang verschaft
- zijn toegang verschaft
- zijn toegang verschaft
- zijn toegang verschaft
diversen
- verschaf toegang!
- verschaft toegang!
- toegang verschaft
- toegang verschaffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toegang verschaffen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
admit | toegang verschaffen | als waar erkennen; autoriseren; biechten; binnen laten; bloot leggen; dulden; duren; erkennen; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand toelaten; inlaten; inwilligen; laten; opbiechten; openbaren; opnemen; opvangen; permitteren; reveleren; toegeven; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; zich uiten |
let in | toegang verschaffen | binnenlaten; deur openen; iemand toelaten; inlaten; naar binnen laten; naarbinnen laten; opendoen voor; toelaten |