Dutch
Detailed Translations for terugstuiten from Dutch to English
terugstuiten:
-
terugstuiten
Conjugations for terugstuiten:
o.t.t.
- stuit terug
- stuit terug
- stuit terug
- stuiten terug
- stuiten terug
- stuiten terug
o.v.t.
- stuitte terug
- stuitte terug
- stuitte terug
- stuitten terug
- stuitten terug
- stuitten terug
v.t.t.
- ben teruggestuit
- bent teruggestuit
- is teruggestuit
- zijn teruggestuit
- zijn teruggestuit
- zijn teruggestuit
v.v.t.
- was teruggestuit
- was teruggestuit
- was teruggestuit
- waren teruggestuit
- waren teruggestuit
- waren teruggestuit
o.t.t.t.
- zal terugstuiten
- zult terugstuiten
- zal terugstuiten
- zullen terugstuiten
- zullen terugstuiten
- zullen terugstuiten
o.v.t.t.
- zou terugstuiten
- zou terugstuiten
- zou terugstuiten
- zouden terugstuiten
- zouden terugstuiten
- zouden terugstuiten
diversen
- stuit terug!
- stuit terug!
- teruggestuit
- terugstuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for terugstuiten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rebound | terugslag; terugstoot | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
rebound | terugstuiten | afstuiten; butsen; kaatsen; terugspringen |