Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. teruggrijpen:


Dutch

Detailed Translations for teruggrijpen from Dutch to English

teruggrijpen:

teruggrijpen verb (grijp terug, grijpt terug, greep terug, grepen terug, teruggegrepen)

  1. teruggrijpen (teruggaan; dateren)
    to revert to; to date back to; to stem from; to return; to go down; to go back to; to go back
    • revert to verb (reverts to, reverted to, reverting to)
    • date back to verb (dates back to, dated back to, dating back to)
    • stem from verb (stems from, stemmed from, stemming from)
    • return verb (returns, returned, returning)
    • go down verb (goes down, went down, going down)
    • go back to verb (goes back to, went back to, going back to)
    • go back verb (goes back, went back, going back)

Conjugations for teruggrijpen:

o.t.t.
  1. grijp terug
  2. grijpt terug
  3. grijpt terug
  4. grijpen terug
  5. grijpen terug
  6. grijpen terug
o.v.t.
  1. greep terug
  2. greep terug
  3. greep terug
  4. grepen terug
  5. grepen terug
  6. grepen terug
v.t.t.
  1. heb teruggegrepen
  2. hebt teruggegrepen
  3. heeft teruggegrepen
  4. hebben teruggegrepen
  5. hebben teruggegrepen
  6. hebben teruggegrepen
v.v.t.
  1. had teruggegrepen
  2. had teruggegrepen
  3. had teruggegrepen
  4. hadden teruggegrepen
  5. hadden teruggegrepen
  6. hadden teruggegrepen
o.t.t.t.
  1. zal teruggrijpen
  2. zult teruggrijpen
  3. zal teruggrijpen
  4. zullen teruggrijpen
  5. zullen teruggrijpen
  6. zullen teruggrijpen
o.v.t.t.
  1. zou teruggrijpen
  2. zou teruggrijpen
  3. zou teruggrijpen
  4. zouden teruggrijpen
  5. zouden teruggrijpen
  6. zouden teruggrijpen
en verder
  1. ben teruggegrepen
  2. bent teruggegrepen
  3. is teruggegrepen
  4. zijn teruggegrepen
  5. zijn teruggegrepen
  6. zijn teruggegrepen
diversen
  1. grijp terug!
  2. grijpt terug!
  3. teruggegrepen
  4. teruggrijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for teruggrijpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
return baat; contraprestatie; gewin; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; rentabiliteit; retour; return; tegendienst; tegenprestatie; teruggave; terugkeer; terugkomst; terugreis; terugwedstrijd; thuiskomst; uitkomst; voortbrengsel; wederdienst; weergave; winst
VerbRelated TranslationsOther Translations
date back to dateren; teruggaan; teruggrijpen
go back dateren; teruggaan; teruggrijpen keren; omkeren; teruggaan
go back to dateren; teruggaan; teruggrijpen
go down dateren; teruggaan; teruggrijpen afdalen; afnemen; inkrimpen; krimpen; landen; minder worden; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; neerdalen; neergaan; neerkomen; omlaag gaan; omlaaggaan; omlaagkomen; ondergaan; slinken; verkleinen; verminderen
return dateren; teruggaan; teruggrijpen keren; omkeren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; terugkeren; terugkomen; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; wederkeren; weerkeren
revert to dateren; teruggaan; teruggrijpen
stem from dateren; teruggaan; teruggrijpen ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit
ModifierRelated TranslationsOther Translations
return achteruit; achterwaarts; naar achter; naar achteren; rugwaarts; terug