Summary
Dutch to English: more detail...
- talmend:
-
talmen:
- hesitate; doubt; linger; waver; delay; defer; brood over; tarry; deter; procrastinate; dawdle; retard; saunter; put off; loiter; waffle; hang around; hang about
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for talmend from Dutch to English
talmend:
-
talmend (treuzelachtig; langzaam; traag; aarzelend; slepend; weifelend; dralend; besluitloos; treuzelend; leuterig)
Translation Matrix for talmend:
talmend form of talmen:
Conjugations for talmen:
o.t.t.
- talm
- talmt
- talmt
- talmen
- talmen
- talmen
o.v.t.
- talmde
- talmde
- talmde
- talmden
- talmden
- talmden
v.t.t.
- heb getalmd
- hebt getalmd
- heeft getalmd
- hebben getalmd
- hebben getalmd
- hebben getalmd
v.v.t.
- had getalmd
- had getalmd
- had getalmd
- hadden getalmd
- hadden getalmd
- hadden getalmd
o.t.t.t.
- zal talmen
- zult talmen
- zal talmen
- zullen talmen
- zullen talmen
- zullen talmen
o.v.t.t.
- zou talmen
- zou talmen
- zou talmen
- zouden talmen
- zouden talmen
- zouden talmen
en verder
- ben getalmd
- bent getalmd
- is getalmd
- zijn getalmd
- zijn getalmd
- zijn getalmd
diversen
- talm!
- talmt!
- getalmd
- talmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze