Dutch
Detailed Translations for slemiel from Dutch to English
slemiel:
Translation Matrix for slemiel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dolt | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; hufter; klooi; klootzak; kuiken; leeghoofdje; lomperik; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; sufferdje; uil |
drip | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | debiel; drop; druppel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; infusum; infuus; mafkees; mafketel; mafkikker; sofvent; waanzinnige; zot |
schlemiel | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | |
wet | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | chagrijn; spelbreker |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drip | afdruipen; afdruppelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | |
wet | afbetten; begieten; besproeien; bespuiten; betten; bevochtigen; deppen; nat maken; sproeien; water geven | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
wet | humide; met neerslag; nat; regenachtig; vochtig |