Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. schlemiel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schlemiel from Dutch to English

schlemiel:

schlemiel [de ~ (m)] noun

  1. de schlemiel (watje; slemiel; sukkel; slungel)
    the schlemiel; the dolt; the drip; the wet

Translation Matrix for schlemiel:

NounRelated TranslationsOther Translations
dolt schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; hufter; klooi; klootzak; kuiken; leeghoofdje; lomperik; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; sufferdje; uil
drip schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje debiel; drop; druppel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; infusum; infuus; mafkees; mafketel; mafkikker; sofvent; waanzinnige; zot
schlemiel schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje
wet schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje chagrijn; spelbreker
VerbRelated TranslationsOther Translations
drip afdruipen; afdruppelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken
wet afbetten; begieten; besproeien; bespuiten; betten; bevochtigen; deppen; nat maken; sproeien; water geven
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
wet humide; met neerslag; nat; regenachtig; vochtig

Related Words for "schlemiel":


Wiktionary Translations for schlemiel:

schlemiel
noun
  1. a chronically unlucky person

Cross Translation:
FromToVia
schlemiel schlemiel; shlemiel Schlemihlbildungssprachlich: jemand, dem (durch seine Einfältigkeit) nichts gelingt