Dutch
Detailed Translations for rechercheren from Dutch to English
rechercheren:
-
rechercheren (snuffelen; speuren; naspeuring doen)
Conjugations for rechercheren:
o.t.t.
- rechercheer
- rechercheert
- rechercheert
- rechercheren
- rechercheren
- rechercheren
o.v.t.
- rechercheerde
- rechercheerde
- rechercheerde
- rechercheerden
- rechercheerden
- rechercheerden
v.t.t.
- heb gerechercheerd
- hebt gerechercheerd
- heeft gerechercheerd
- hebben gerechercheerd
- hebben gerechercheerd
- hebben gerechercheerd
v.v.t.
- had gerechercheerd
- had gerechercheerd
- had gerechercheerd
- hadden gerechercheerd
- hadden gerechercheerd
- hadden gerechercheerd
o.t.t.t.
- zal rechercheren
- zult rechercheren
- zal rechercheren
- zullen rechercheren
- zullen rechercheren
- zullen rechercheren
o.v.t.t.
- zou rechercheren
- zou rechercheren
- zou rechercheren
- zouden rechercheren
- zouden rechercheren
- zouden rechercheren
en verder
- is gerechercheerd
- zijn gerechercheerd
diversen
- rechercheer!
- rechercheert!
- gerechercheerd
- rechercherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rechercheren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
research | research | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
investigate | naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren | checken; doorvorsen; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; neuzen; onderzoeken; speuren; verifiëren |
research | naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren | documenteren; iets opzoeken; naspeuren; nasporen; navorsen; nazoeken; onderzoeken |
search for | naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren | afzoeken; zien te vinden; zoeken |
sniff around | naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren |