Dutch
Detailed Translations for opknopen from Dutch to English
opknopen:
-
opknopen (ophangen)
Conjugations for opknopen:
o.t.t.
- knoop op
- knoopt op
- knoopt op
- knopen op
- knopen op
- knopen op
o.v.t.
- knoopte op
- knoopte op
- knoopte op
- knoopten op
- knoopten op
- knoopten op
v.t.t.
- heb opgeknoopt
- hebt opgeknoopt
- heeft opgeknoopt
- hebben opgeknoopt
- hebben opgeknoopt
- hebben opgeknoopt
v.v.t.
- had opgeknoopt
- had opgeknoopt
- had opgeknoopt
- hadden opgeknoopt
- hadden opgeknoopt
- hadden opgeknoopt
o.t.t.t.
- zal opknopen
- zult opknopen
- zal opknopen
- zullen opknopen
- zullen opknopen
- zullen opknopen
o.v.t.t.
- zou opknopen
- zou opknopen
- zou opknopen
- zouden opknopen
- zouden opknopen
- zouden opknopen
en verder
- is opgeknoopt
- zijn opgeknoopt
diversen
- knoop op!
- knoopt op!
- opgeknoopt
- opknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opknopen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hang | ophangen; opknopen | afhangen; hangen |
hang up | ophangen; opknopen | opprikken |