Verb | Related Translations | Other Translations |
correct
|
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; rechtstrijken; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren
|
perfect
|
|
afmaken; bijschaven; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
blameless
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
onschuldig; schuldeloos; schuldloos
|
correct
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
akkoord; correct; goed; in orde; juist; juiste; mee eens; precies
|
faultless
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
feilloos; foutloos; loepzuiver; zuiver
|
impeccable
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos
|
incorruptible
|
integer; onbesproken; onkreukbaar; rechtschapen
|
onomkoopbaar
|
perfect
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
briljant; degelijk; diepgaand; diepgravend; eersteklas; eersterangs; excellent; foutloos; gaaf; grondig; helemaal; hoogwaardig; ideaal; niet oppervlakkig; onaangetast; patent; perfect; perfekt; prima; puik; puntgaaf; subliem; superbe; top; tot de beste klasse behorend; totaal; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; van goede kwaliteit; volkomen; volleerd; volmaakt; voortreffelijk
|
upright
|
integer; onbesproken; onkreukbaar; rechtschapen
|
braaf; eerlijk; ongeveinsd; open; oprecht; overeind; rechtgeaard; rechtop; rechtopstaand; rechtschapen; rechtvaardig
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
undiscussed
|
integer; onbesproken; onkreukbaar; rechtschapen
|
|