Noun | Related Translations | Other Translations |
coach
|
coach; oefenmeester
|
autobus; bus; karos; koets; omnibus; reiswagen; rijtuig; spoorrijtuig; toerauto; touringcar
|
instructor
|
instructeur; leermeester; oefenmeester; opleider
|
docent; instructeur; instructrice; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; meester; onderwijzer; opleidster; pedant; schoolmeester; voorlichter
|
private tutor
|
huisleraar; oefenmeester; repetitor
|
|
teacher
|
instructeur; leermeester; oefenmeester; opleider
|
docent; instructeur; juf; juffrouw; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; meester; onderwijskracht; onderwijzer; onderwijzeres; opleidster; pedant; schooljuffrouw; schoolmeester
|
trainer
|
coach; oefenmeester; trainer
|
|
tutor
|
instructeur; leermeester; oefenmeester; opleider
|
begeleider; curator; docent; instructeur; leerkracht; leermeester; leraar; meester; mentor; onderwijzer; opleidster; opvoeder; pedant; schoolmeester; voogd
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
coach
|
|
bijleren
|
tutor
|
|
bekwamen; bijleren; coachen; harden; oefenen; ontwikkelen; opleiden; scholen; trainen
|