Dutch

Detailed Translations for norse from Dutch to English

nors:


Translation Matrix for nors:

NounRelated TranslationsOther Translations
nagging gedram; gemekker; gepest; geplaag; gezanik; gezeur; pesterij; plagerij
VerbRelated TranslationsOther Translations
blunt afstompen; vervlakken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
abrupt bruusk; kortaf; nors; onzacht abrupt; eensklaps; ineens; kortaf; korzelig; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; snauwend; wrevelig
blunt bruusk; kortaf; nors; onzacht abrupt; bot; cru; direct; eensklaps; ineens; kortaf; kortzichtig; onbewimpeld; ongenuanceerd; ongezouten; onomwonden; onscherp; onverbloemd; onverhoeds; onverholen; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; opeens; openhartig; openlijk; plots; plotseling; plotsklaps; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk; stomp; zonder omhaal
cantankerous chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd
crabbed chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd
crusty chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd
curt bruusk; kortaf; nors; onzacht bits; kattig; onvriendelijk; pinnig; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig
gruff chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks aangebrand; gemelijk; gevoelig; humeurig; knorrig; korzelig; lichtgeraakt; nurks; stuurs; wrevelig
grumpy chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks aangebrand; bokkig; brommerig; brommmerig; chagrijnig; dwars; gemelijk; gevoelig; humeurig; knorrig; koppig; korzelig; lichtgeraakt; mopperig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd; stijfhoofdig; stuurs; weerbarstig; weerspannig; wrevelig
nagging chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks tergend; treiterig
rigid chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks harkerig; houterig; onbuigzaam; onverzettelijk; star; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; taai; verstard; verstijfd
short klein; ondermaats; van geringe afmeting
steep bruusk; kortaf; nors; onzacht hellend; schuin aflopend; steil
sullen chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks aangebrand; bokkig; dwars; gemelijk; gevoelig; grimmig; humeurig; knorrig; koppig; korzelig; lichtgeraakt; nurks; stijfhoofdig; stuurs; verbeten; weerbarstig; weerspannig; wrevelig
surly chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks aangebrand; bokkig; dwars; gemelijk; gevoelig; humeurig; knorrig; koppig; korzelig; lichtgeraakt; nurks; stijfhoofdig; stuurs; weerbarstig; weerspannig; wrevelig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
short bruusk; kortaf; nors; onzacht eindig; vergankelijk; voorbijgaand

Related Words for "nors":

  • norsheid, norse, nor

Wiktionary Translations for nors:

nors
adjective
  1. onvriendelijk en zwijgzaam, kortaf
nors
adjective
  1. Sullen, gloomy; showing a brooding ill humour
  2. grumpy, short-tempered
  3. cantankerous, stubborn
  4. gloomy
  5. having a brooding ill temper

Cross Translation:
FromToVia
nors grumpy bougon — (familier, fr) Qui a tendance à bougonner.
nors grumpy grognon — Qui grogner. — usage N’a pas de féminin quand il s’applique aux personnes.
nors moody; dull; dreary; dismal maussade — D’humeur chagrin ; sombre ; ombrageux ; morose ; renfrogné.
nors cantankerous; surly; irascible; disagreeable quinteux — Qui est fantasque, qui est sujet à des quintes, à des accès de mauvaise humeur.
nors surly rébarbatif — Peu engageant

External Machine Translations: