Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. knuist:


Dutch

Detailed Translations for knuist from Dutch to English

knuist:

knuist [de ~] noun

  1. de knuist (vuist)
    the fist
  2. de knuist (hand; jat; klauw; poot)
    the hand
    – the (prehensile) extremity of the superior limb 1
    • hand [the ~] noun
      • he had the hands of a surgeon1
    the paw; the palm
    • paw [the ~] noun
    • palm [the ~] noun

Translation Matrix for knuist:

NounRelated TranslationsOther Translations
fist knuist; vuist vuistje
hand hand; jat; klauw; knuist; poot arbeider; arbeidskracht; boerenknecht; hand; handdruk; handje; hulpje; klerk; knecht; medewerker; personeelslid; werker; werkkracht; werkman; werknemer; wijzer
palm hand; jat; klauw; knuist; poot handpalm; palm
paw hand; jat; klauw; knuist; poot vinger
VerbRelated TranslationsOther Translations
hand aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; reiken; toesteken
palm aanpraten; aansmeren
paw krassen; zich krabben

Related Words for "knuist":

  • knuisten