Translate invloed from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

invloed:
- influence; pull; clout
Wiktionary:
- invloed → influence, office, leverage, control, clout, pry
- invloed → mastery, hold, empire, influence

Dutch

Detailed Translations for invloed from Dutch to English

Noun	Related Translations	Other Translations
clout	invloed	hengst; klap; kleine spijker met platte kop; kopspijker; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; spijkertje; stoot
influence	invloed; macht	beïnvloeding; inwerking
pull	invloed	aantrekken; haal; haaltje; pull; ruk; straktrekken; trek; trekje; trekje aan een sigaret
Verb	Related Translations	Other Translations
influence		beïnvloeden; invloed hebben; raken; treffen
pull		aftrekken; pull; rukken; sleuren; trekken; voorttrekken; zich aftrekken

vermogen om te bepalen hoe iemand anders is³
- wat is de invloed van het slechte weer op jouw humeur?³

invloed

noun

inwerking van een persoon, zaak of omstandigheid op een andere
- invloed → influence
het vermogen om op anderen in te werken
- invloed → influence

invloed

noun

good office
- office → invloed
any influence which is compounded or used to gain an advantage
- leverage → invloed; voordeel
(qualifier) element determining someone's character or individual tendencies
- influence → invloed
person or thing exerting such power or action
- influence → invloed
action exerted by a person or thing with power to cause change
- influence → beïnvloeding; invloed
power to affect, control or manipulate
- influence → invloed; impact
-
- control → controle; invloed
influence, effectiveness
- clout → invloed
leverage
- pry → hefboomkracht; hefboom; invloed

Cross Translation:

From	To	Via
• invloed	→ mastery; hold; empire	↔ empire — autorité absolue.
• invloed	→ influence	↔ influence — Action qui affecte qqun ou cchose
• invloed	→ influence	↔ influence — Autorité, ascendant