Dutch
Detailed Translations for inscherpen from Dutch to English
inscherpen:
-
inscherpen
Conjugations for inscherpen:
o.t.t.
- scherp in
- scherpt in
- scherpt in
- scherpen in
- scherpen in
- scherpen in
o.v.t.
- scherpte in
- scherpte in
- scherpte in
- scherpten in
- scherpten in
- scherpten in
v.t.t.
- heb ingescherpt
- hebt ingescherpt
- heeft ingescherpt
- hebben ingescherpt
- hebben ingescherpt
- hebben ingescherpt
v.v.t.
- had ingescherpt
- had ingescherpt
- had ingescherpt
- hadden ingescherpt
- hadden ingescherpt
- hadden ingescherpt
o.t.t.t.
- zal inscherpen
- zult inscherpen
- zal inscherpen
- zullen inscherpen
- zullen inscherpen
- zullen inscherpen
o.v.t.t.
- zou inscherpen
- zou inscherpen
- zou inscherpen
- zouden inscherpen
- zouden inscherpen
- zouden inscherpen
en verder
- is ingescherpt
diversen
- scherp in!
- scherpt in!
- ingescherpt
- inscherpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inscherpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
impress | inktstempel; stempel; zegel | |
imprint | inktstempel; keur; stempel; waarborg; zegel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
impress | inscherpen | bedrukken; beïnvloeden; indrukken; induwen; inprenten; op het hart drukken; opdrukken; overdrukken; prenten; raken; treffen |
imprint | inscherpen | inprenten; op het hart drukken |
instil | inscherpen | bewust maken; informeren; inprenten; kennisgeven van; op het hart drukken; zeggen; zich iets inprenten |
instill | inscherpen | bewust maken; informeren; inprenten; kennisgeven van; op het hart drukken; zeggen; zich iets inprenten |