Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. infusum:


Dutch

Detailed Translations for infusum from Dutch to English

infusum:

infusum [znw.] noun

  1. infusum (infuus)
    the drip

Translation Matrix for infusum:

NounRelated TranslationsOther Translations
drip infusum; infuus debiel; drop; druppel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; schlemiel; slemiel; slungel; sofvent; sukkel; waanzinnige; watje; zot
VerbRelated TranslationsOther Translations
drip afdruipen; afdruppelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken