Dutch
Detailed Translations for ineenzegen from Dutch to English
ineenzijgen:
-
ineenzijgen (ineenzakken)
Conjugations for ineenzijgen:
o.t.t.
- zijg ineen
- zijgt ineen
- zijgt ineen
- zijgen ineen
- zijgen ineen
- zijgen ineen
o.v.t.
- zeeg ineen
- zeeg ineen
- zeeg ineen
- zegen ineen
- zegen ineen
- zegen ineen
v.t.t.
- ben ineengezegen
- bent ineengezegen
- is ineengezegen
- zijn ineengezegen
- zijn ineengezegen
- zijn ineengezegen
v.v.t.
- was ineengezegen
- was ineengezegen
- was ineengezegen
- waren ineengezegen
- waren ineengezegen
- waren ineengezegen
o.t.t.t.
- zal ineenzijgen
- zult ineenzijgen
- zal ineenzijgen
- zullen ineenzijgen
- zullen ineenzijgen
- zullen ineenzijgen
o.v.t.t.
- zou ineenzijgen
- zou ineenzijgen
- zou ineenzijgen
- zouden ineenzijgen
- zouden ineenzijgen
- zouden ineenzijgen
en verder
- ineenzijge
- ineenzijge
- ineenzijge
- ineenzijgen
- ineenzijgen
- ineenzijgen
diversen
- zijg ineen!
- zijg ineent!
- ineengezegen
- ineenzijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ineenzijgen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
buckle | gesp | |
collapse | achteruitgang; afleggen; bezwijken; debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; inzakking; inzinking; neervallen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
buckle | ineenzakken; ineenzijgen | aangespen; dichtgespen; dichtsnoeren; gespen; toegespen; vastgespen |
collapse | ineenzakken; ineenzijgen | afleggen; bezwijken; desintegreren; het onderspit delven; in elkaar storten; in elkaar zakken; in elkaar zinken; ineenstorten; instorten; invallen; inzakken; inzinken; omlaagstorten; samenvouwen; sterk afnemen; ten gronde gaan; tenondergaan; teruglopen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; vallen; verzakken |