Home
Dictionaries
Word Fun
About
Feedback
In Nederlands
Home
->
Dictionaries
->
Dutch/English
->Translate ineenzakking
Translate
ineenzakking
from Dutch to English
Search
Remove Ads
Summary
Dutch to English:
more detail...
ineenzakking:
collapse
;
crash
;
slump
;
sagging
;
smash
;
bust-up
Dutch
Detailed Translations for
ineenzakking
from Dutch to English
ineenzakking:
ineenzakking
[
znw.
]
noun
ineenzakking
(
debacle
;
ineenstorting
;
instorting
)
the
collapse
;
the
crash
;
the
slump
;
the
sagging
;
the
smash
;
the
bust-up
collapse
[
the ~
]
noun
crash
[
the ~
]
noun
slump
[
the ~
]
noun
sagging
[
the ~
]
noun
smash
[
the ~
]
noun
bust-up
[
the ~
]
noun
Translation Matrix for
ineenzakking
:
Noun
Related Translations
Other Translations
bust-up
debacle
;
ineenstorting
;
ineenzakking
;
instorting
beurskrach
;
krach
collapse
debacle
;
ineenstorting
;
ineenzakking
;
instorting
achteruitgang
;
afleggen
;
bezwijken
;
instorting
;
inzakking
;
inzinking
;
neervallen
crash
debacle
;
ineenstorting
;
ineenzakking
;
instorting
aanrijding
;
aanvaring
;
afname
;
barst
;
beurskrach
;
botsing
;
breuk
;
collisie
;
crash
;
daling
;
dreun
;
klap
;
knal
;
krach
;
krak
;
kwak
;
minder worden
;
scheur
;
smak
;
terugloop
;
val
;
vastloper
sagging
debacle
;
ineenstorting
;
ineenzakking
;
instorting
achteruitgang
;
inzinking
slump
debacle
;
ineenstorting
;
ineenzakking
;
instorting
crisis
;
depressie
;
laagconjunctuur
;
malaise
;
slapheid
;
slapte
smash
debacle
;
ineenstorting
;
ineenzakking
;
instorting
aanrijding
;
beurskrach
;
botsing
;
collisie
;
hit
;
kasstuk
;
klapper
;
krach
;
kraker
;
schlager
;
succes
;
succesnummer
;
successtuk
;
topper
;
treffer
Verb
Related Translations
Other Translations
collapse
afleggen
;
bezwijken
;
desintegreren
;
het onderspit delven
;
in elkaar storten
;
in elkaar zakken
;
in elkaar zinken
;
ineenstorten
;
ineenzakken
;
ineenzijgen
;
instorten
;
invallen
;
inzakken
;
inzinken
;
omlaagstorten
;
samenvouwen
;
sterk afnemen
;
ten gronde gaan
;
tenondergaan
;
teruglopen
;
uit elkaar vallen
;
uiteenvallen
;
vallen
;
verzakken
crash
aanrijden
;
botsen
;
crashen
;
ineenstorten
;
instorten
;
ontbinden
;
op elkaar knallen
;
op elkaar stoten
;
rotten
;
stoten op
;
vastlopen
;
vergaan
;
verongelukken
;
verrotten
;
verteren
;
wegrotten
slump
in elkaar zakken
;
invallen
;
inzakken
;
inzinken
;
kelderen
;
sterk afnemen
;
sterk in waarde dalen
;
teruglopen
;
vallen
smash
aan stukken breken
;
aan stukken slaan
;
breken
;
een klap geven
;
fijnmaken
;
in stukken breken
;
inslaan
;
kapotbreken
;
kapotgooien
;
kapotslaan
;
platdrukken
;
slaan
;
smashen
;
stukbreken
;
stukgooien
;
stukslaan
;
verbrijzelen
;
vergruizen
;
vermorzelen
;
verpletteren
External Machine Translations:
Remove Ads
Remove Ads