Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gesjacher:


Dutch

Detailed Translations for gesjacher from Dutch to English

gesjacher:

gesjacher [znw.] noun

  1. gesjacher (afdingen; handjeklap; afpingelarij; geritsel)
    the haggling; the bartering; the shady dealings

Translation Matrix for gesjacher:

NounRelated TranslationsOther Translations
bartering afdingen; afpingelarij; geritsel; gesjacher; handjeklap inruil; omruil; omruiling; omwisseling; ruil; ruiling; ruiltransactie; uitwisseling
haggling afdingen; afpingelarij; geritsel; gesjacher; handjeklap afpingelarij; inruil; knibbelarij; ruil
shady dealings afdingen; afpingelarij; geritsel; gesjacher; handjeklap inruil; ruil
ModifierRelated TranslationsOther Translations
haggling knibbelziek