Noun | Related Translations | Other Translations |
Mass
|
dienst; kerkviering; mis
|
|
boon
|
dienst; gunst
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
complaisance
|
dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; voorkomendheid
|
dienstbaarheid; dienstvaardigheid; gedienstigheid; meegaandheid; volgzaamheid
|
compliance
|
dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; voorkomendheid
|
compliance; consideratie; dienstbaarheid; dienstvaardigheid; gedienstigheid; inschikkelijkheid; meegaandheid; naleving; toegeeflijkheid; volgzaamheid
|
courtesy
|
dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; voorkomendheid
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; gunstige gezindheid; welgemanierdheid; welwillendheid
|
favor
|
dienst; gunst
|
begunstiging; bevoorrechting
|
favour
|
dienst; gunst
|
begunstiging; bevoorrechting
|
goodwill
|
dienst; gunst
|
aardigheid; goodwill; handelszaak; vriendelijkheid
|
grace
|
dienst; gunst
|
bidden; gebed; genade; goedgunstigheid; gratie; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning; welwillendheid
|
institution
|
dienst; instituut
|
corporatie; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; internaat; kostschool; onderneming; orgaan; pensionaat; zintuig
|
kindness
|
dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; voorkomendheid
|
aardigheid; clementie; compassie; goedertierenheid; goedgunstigheid; goedwillendheid; gratie; liefheid; mildheid; vriendelijkheid; welwillendheid; zachtaardigheid; zoetheid
|
mass
|
dienst; gunst; kerkviering; mis
|
berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed
|
military service
|
dienst; dienstplicht
|
militaire dienst
|
modesty
|
dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; voorkomendheid
|
bescheidenheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; gematigdheid; ingetogenheid; matigheid; pretentieloosheid; stemmigheid; zedigheid
|
national service
|
dienst; dienstplicht
|
dienstplicht; militaire dienst
|
patronage
|
dienst; gunst
|
bescherming; clientèle; cliënteel; klandizie; klanten; klantenkring; mecenaat; protectie
|
service
|
dienst; gunst; instituut; kerkviering; mis
|
bediening; diensten; herstelling van materiaal; kuising; onderhoudsbeurt; opdienen; opruiming; reinigen; reiniging; revisie; schoonmaak; schoonmaken; serveren; service; serviceverlening; uitserveren; verpleging; verschaffing; verzorging; voorziening; zorg; zuivering
|
subservience
|
dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; voorkomendheid
|
bescheidenheid; dienstbaarheid; dienstvaardigheid; gedienstigheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid
|
support
|
dienst; gunst
|
aanhangen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; assistentie; bijstand; dienstbetoon; driepoot; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stimuleren; stut; stutbalk; support; toejuichen; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
|
worship
|
dienst; kerkviering; mis
|
aanbidden; eerbied; eerbiedigen; prijzen; roemen; verering; verheerlijken; verheerlijking; verheffen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
favor
|
|
begunstigen; bevoordelen; bevoorrechten; iemand begunstigen; voorrechten toekennen; voorschuiven; voortrekken
|
favour
|
|
begunstigen; bevoordelen; bevoorrechten; iemand begunstigen; voorrechten toekennen; voorschuiven; voortrekken
|
grace
|
|
opluisteren
|
service
|
|
van dienst zijn
|
support
|
|
aanmoedigen; activeren; behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bezielen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; oppeppen; opwekken; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten; van mening zijn; voorstaan
|
worship
|
|
aanbidden; adoreren; bidden tot; verafgoden
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
service
|
|
dienstverlenend; dienstverlenende
|