Summary
Dutch to English: more detail...
-
canard:
- duck; joke; gag; quip; jest; pleasantry; witticism; witty remark
-
Wiktionary:
- canard → canard
Dutch
Detailed Translations for canard from Dutch to English
canard:
Translation Matrix for canard:
Noun | Related Translations | Other Translations |
duck | canard; eend | |
gag | canard; grap; grol; kwinkslag; scherts | |
jest | canard; grap; grol; kwinkslag; scherts | bak; grap; grappenmakerij; mop |
joke | canard; grap; grol; kwinkslag; scherts | aardigheid; bak; farce; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grappenmakerij; lolletje; mop; pretje; scherts; schertsvertoning; ui |
pleasantry | canard; grap; grol; kwinkslag; scherts | bak; grap; mop |
quip | canard; grap; grol; kwinkslag; scherts | |
witticism | canard; grap; grol; kwinkslag; scherts | grappenmakerij |
witty remark | canard; grap; grol; kwinkslag; scherts | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
duck | duiken; vooroverduiken | |
gag | beklemmen; benauwen; knellen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen | |
jest | dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen | |
joke | badineren; dollen; een poets bakken; gekheid maken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; grappen maken; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen |