Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. canard:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for canard from Dutch to English

canard:

canard [de ~ (m)] noun

  1. de canard (eend)
    the duck
  2. de canard (kwinkslag; grap; grol; scherts)
    the joke; the gag; the quip; the jest; the pleasantry; the witticism; the witty remark

Translation Matrix for canard:

NounRelated TranslationsOther Translations
duck canard; eend
gag canard; grap; grol; kwinkslag; scherts
jest canard; grap; grol; kwinkslag; scherts bak; grap; grappenmakerij; mop
joke canard; grap; grol; kwinkslag; scherts aardigheid; bak; farce; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grappenmakerij; lolletje; mop; pretje; scherts; schertsvertoning; ui
pleasantry canard; grap; grol; kwinkslag; scherts bak; grap; mop
quip canard; grap; grol; kwinkslag; scherts
witticism canard; grap; grol; kwinkslag; scherts grappenmakerij
witty remark canard; grap; grol; kwinkslag; scherts
VerbRelated TranslationsOther Translations
duck duiken; vooroverduiken
gag beklemmen; benauwen; knellen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen
jest dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
joke badineren; dollen; een poets bakken; gekheid maken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; grappen maken; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen

Related Words for "canard":

  • canards

Wiktionary Translations for canard:

canard
noun
  1. false or misleading report or story