Dutch
Detailed Translations for build from Dutch to English
build:
-
build
Translation Matrix for build:
Noun | Related Translations | Other Translations |
build | build | constitutie; figuur; gedaante; gestalte; lichaamsbouw; lichaamspostuur; postuur; uiterlijk; vorm |
Verb | Related Translations | Other Translations |
build | aanbouwen; bijbouwen; bouwen; compileren; construeren; in elkaar timmeren; ineentimmeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; timmerend in elkaar zetten; uitbouwen |