Dutch
Detailed Translations for afbetten from Dutch to English
afbetten:
-
afbetten (betten)
-
afbetten (betten; deppen; bevochtigen)
Translation Matrix for afbetten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bathing | afbetten; betten | |
dab | kledder; klodder; kwak; lik; schar | |
dabbing | afbetten; betten | |
wet | chagrijn; schlemiel; slemiel; slungel; spelbreker; sukkel; watje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dab | afbetten; betten; bevochtigen; deppen | |
moisten | afbetten; betten; bevochtigen; deppen | bevochtigen; nat maken |
wet | afbetten; betten; bevochtigen; deppen | begieten; besproeien; bespuiten; bevochtigen; nat maken; sproeien; water geven |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
wet | humide; met neerslag; nat; regenachtig; vochtig |