Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate aanvallers

Translate aanvallers from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

aanvallers:
- attackers
aanvaller:
- assaulter; violater; raider; attacker; forward; striker
Wiktionary:
- aanvaller → attacker, assailant
- aanvaller → striker, forward, attacker

Dutch

Detailed Translations for aanvallers from Dutch to English

aanvallers:

aanvallers [de ~] noun, plural

de aanvallers
the attackers
- attackers [the ~] noun

Translation Matrix for aanvallers:

Noun	Related Translations	Other Translations
attackers	aanvallers

Related Words for "aanvallers":

aanvaller

aanvallers form of aanvaller:

aanvaller [de ~ (m)] noun

de aanvaller (aanrander)
the assaulter; the violater
- assaulter [the ~] noun
- violater [the ~] noun
de aanvaller (overvaller)
the raider; the attacker
- raider [the ~] noun
- attacker [the ~] noun
de aanvaller (voorhoedespeler; spitsspeler; voorspeler)
the forward; the striker; the attacker
- forward [the ~] noun
- striker [the ~] noun
- attacker [the ~] noun

Translation Matrix for aanvaller:

Noun	Related Translations	Other Translations
assaulter	aanrander; aanvaller
attacker	aanvaller; overvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
forward	aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
raider	aanvaller; overvaller	wilddief; wildstroper
striker	aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler	staker
violater	aanrander; aanvaller
Verb	Related Translations	Other Translations
forward		doen toekomen; doorsturen; doorverbinden; doorzenden; iem. iets sturen; naar voren plaatsen; nasturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland; zenden
Modifier	Related Translations	Other Translations
forward		aanspreekbaar; beleefd; benaderbaar; beschaafd; geavanceerd; gemanierd; genaakbaar; progressief; toegankelijk; toeschietelijk; voorkomend; voort; vooruitstrevend; voorwaarts; wellevend; welopgevoed

Related Words for "aanvaller":

aanvallers

Wiktionary Translations for aanvaller:

aanvaller

noun

iemand die aanvalt
- aanvaller → attacker; assailant
een persoon in de voorste linie
- aanvaller → attacker

aanvaller

noun

someone who attacks
- attacker → aanvaller

Cross Translation:

From	To	Via
• aanvaller	→ striker; forward; attacker	↔ Stürmer — Sport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.