Summary
Dutch to English: more detail...
- blinkend:
- blinken:
-
Wiktionary:
- blinkend → resplendent
- blinken → shine
- blinken → shine, glow
Dutch
Detailed Translations for blinkend from Dutch to English
blinkend:
-
blinkend (glimmend)
Translation Matrix for blinkend:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
phosphorescent | blinkend; glimmend | glanzend; licht gevend; lichtend; schijnend |
reflective | blinkend; glimmend | beschouwbaar; beschouwelijk |
shining | blinkend; glimmend | glanzend; glunderend; licht gevend; lichtend; schijnend |
shiny | blinkend; glimmend | glinsterend; schitterend |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bright | blinkend; glimmend | aanschouwelijk; adrem; bedachtzaam; bijdehand; blij; blijgeestig; blijmoedig; bloeiend; clever; correct; dartel; doordacht; duidelijk; fideel; flagrant; fleurig; flitsend; geestig; gevat; hip; intelligent; jolig; kien; kleurig; kleurrijk; knap; kwiek; leuk om te zien; levendig; lustig; modieus; monter; nadenkend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; pienter; raadzaam; raak; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spiritueus; trendy; uitgelaten; uitgeslapen; verstandig; vlot; vrolijk; wakker; weldenkend; welgemoed; wijs; wijselijk; zinnig; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zonnig |
Wiktionary Translations for blinkend:
blinkend
adjective
-
shiny and colourful, and thus pleasing to the eye
blinken:
-
blinken
Conjugations for blinken:
o.t.t.
- blink
- blinkt
- blinkt
- blinken
- blinken
- blinken
o.v.t.
- blinkte
- blinkte
- blinkte
- blinkten
- blinkten
- blinkten
v.t.t.
- heb geblinkt
- hebt geblinkt
- heeft geblinkt
- hebben geblinkt
- hebben geblinkt
- hebben geblinkt
v.v.t.
- had geblinkt
- had geblinkt
- had geblinkt
- hadden geblinkt
- hadden geblinkt
- hadden geblinkt
o.t.t.t.
- zal blinken
- zult blinken
- zal blinken
- zullen blinken
- zullen blinken
- zullen blinken
o.v.t.t.
- zou blinken
- zou blinken
- zou blinken
- zouden blinken
- zouden blinken
- zouden blinken
diversen
- blink!
- blinkt!
- geblinkt
- blinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
blinken
Translation Matrix for blinken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
glimmer | glans; gloed; schijn; schijnsel; straling | |
glimmering | blinken | |
glitter | glans; luister; schitteren | |
glittering | blinken | flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; geglinster; glitter; schijn; schittering; sprankelen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
glimmer | blinken | fonkelen; glinsteren; gloren; schitteren |
glitter | blinken | fonkelen; glimmen; glinsteren; glitteren; schitteren |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
glittering | fonkelend; glinsterend; glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend |
Wiktionary Translations for blinken:
English
Detailed Translations for blinkend from English to Dutch
blinkend: (*Using Word and Sentence Splitter)
- blink: knipperen; met oogleden op en neer gaan; knipoog; seintje; oogwenk
- end: stoppen; afsluiten; eindigen; beëindigen; ophouden; een einde maken aan; belanden; terechtkomen; geraken; verzeilen; einde; slot; sluiting; beëindiging; afronden; afwerken; afmaken; klaarmaken; voltooien; volbrengen; completeren; volmaken; afkrijgen; klaarkrijgen; aankomen; finishen; finale; aflopen; end; ten einde lopen; besluiten; beslissen; naar einde toewerken; teneindelopen; afstand; eindpunt; distantie; halthouden; begrenzen; afgrenzen; van grenzen voorzien; gesprek beëindigen
- End: Beëindigen