Dutch
Detailed Translations for aanbakken from Dutch to English
aanbakken:
-
aanbakken
Conjugations for aanbakken:
o.t.t.
- bak aan
- bakt aan
- bakt aan
- bakken aan
- bakken aan
- bakken aan
o.v.t.
- bakte aan
- bakte aan
- bakte aan
- bakten aan
- bakten aan
- bakten aan
v.t.t.
- ben aangebakken
- bent aangebakken
- is aangebakken
- zijn aangebakken
- zijn aangebakken
- zijn aangebakken
v.v.t.
- was aangebakken
- was aangebakken
- was aangebakken
- waren aangebakken
- waren aangebakken
- waren aangebakken
o.t.t.t.
- zal aanbakken
- zult aanbakken
- zal aanbakken
- zullen aanbakken
- zullen aanbakken
- zullen aanbakken
o.v.t.t.
- zou aanbakken
- zou aanbakken
- zou aanbakken
- zouden aanbakken
- zouden aanbakken
- zouden aanbakken
diversen
- bak aan!
- bakt aan!
- aangebakken
- aanbakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanbakken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
burn | brandplek; brandwond; verbranding | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
burn | aanbakken | aanbranden; afbranden; blakeren; branden; brandmerken; inbranden; leegbranden; markeren; platbranden; uitbranden; van stigma's voorzien; verschroeien; verzengen; zengen |
stick to the pan | aanbakken |
Wiktionary Translations for aanbakken:
aanbakken
verb
-
door het bakken aankoeken, vasthechten
- aanbakken → stick to the pan; stick