Dutch

Detailed Translations for verloop from Dutch to English

verloop:

verloop adj

  1. verloop

verloop [het ~] noun

  1. het verloop (vooruitgang; voortgang; progressie; ontwikkelingsgang; vordering)
    the progress; the progression; the ascent; the increase

Translation Matrix for verloop:

NounRelated TranslationsOther Translations
ascent ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering beklimming; bestijging; klim; klimmen; omhoogkomen; opklimmen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; vooruitgang; vordering
course baan; beloop; cursus; cursusprogramma; diner; eten; gerecht; handelwijze; koers; kursus; leergang; leerprogramma; les; lesprogramma; lesuur; maal; maaltijd; manier; methode; onderricht; onderrichting; onderwijs; onderwijsprogramma; parcours; procedure; richting; route; schotel; studie; trant; wijs; wijze
increase ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering aangroei; aangroeiing; aanvulling; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; het groter worden; klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; uitbreiding; uitzetten; uitzetting; vergroting; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; vermenigvuldiging; versterking; verveelvoudiging; vooruitgang; vordering; wijd worden
progress ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
progression ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering toename; vooruitgang; vordering
VerbRelated TranslationsOther Translations
ascent aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; omhoogrijzen; opstaan; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen
course voortvloeien uit
increase aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger worden; omhooggaan; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
progress beter worden; progressie maken; verbeteren; verder komen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vorderen
AdverbRelated TranslationsOther Translations
course verloop
ModifierRelated TranslationsOther Translations
lapse verloop

Wiktionary Translations for verloop:

verloop
noun
  1. Acute discernment or understanding; insight
  2. -
  3. rate of change or replacement

Cross Translation:
FromToVia
verloop queue; sequence; process; procedure; action; activity Ablaufallgemein: Prozess, Abfolge
verloop alteration; change; conversion; transformation altération — physique|fr chimie|fr changement dans l’état d’une chose.
verloop unfolding; development déroulementaction de dérouler.
verloop lapse; interval lapspériode de temps.
verloop transformation; change; conversion; about-face; alteration; shift; refashioning; reform; metamorphosis; recreation; regeneration; adaptation; adjustment transformationaction de transformer.

verloop form of verlopen:

verlopen verb (verloop, verloopt, verliep, verliepen, verlopen)

  1. verlopen (verstrijken; voorbijgaan; vervallen; vergaan; aflopen)
    to expire; to elapse; to pass; to go by
    • expire verb (expires, expired, expiring)
    • elapse verb (elapses, elapsed, elapsing)
    • pass verb (passes, passed, passing)
    • go by verb (goes by, went by, going by)

Conjugations for verlopen:

o.t.t.
  1. verloop
  2. verloopt
  3. verloopt
  4. verlopen
  5. verlopen
  6. verlopen
o.v.t.
  1. verliep
  2. verliep
  3. verliep
  4. verliepen
  5. verliepen
  6. verliepen
v.t.t.
  1. ben verlopen
  2. bent verlopen
  3. is verlopen
  4. zijn verlopen
  5. zijn verlopen
  6. zijn verlopen
v.v.t.
  1. was verlopen
  2. was verlopen
  3. was verlopen
  4. waren verlopen
  5. waren verlopen
  6. waren verlopen
o.t.t.t.
  1. zal verlopen
  2. zult verlopen
  3. zal verlopen
  4. zullen verlopen
  5. zullen verlopen
  6. zullen verlopen
o.v.t.t.
  1. zou verlopen
  2. zou verlopen
  3. zou verlopen
  4. zouden verlopen
  5. zouden verlopen
  6. zouden verlopen
diversen
  1. verloop!
  2. verloopt!
  3. verlopen
  4. verlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verlopen [znw.] noun

  1. verlopen
    the expired

Translation Matrix for verlopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
expired verlopen
pass bergpas; entreebiljet; kaart; kaartje; pas; pasje; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs
VerbRelated TranslationsOther Translations
elapse aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
expire aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan doodgaan; heengaan; inslapen; ongeldig worden; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden
go by aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
pass aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan aanbieden; aangeven; aankomen; aanreiken; afgeven; besteden; bezoeken; doorbrengen; gaan; gebeuren; geven; iemand opzoeken; inhalen; langsgaan; langskomen; op visite gaan; overgeven; overhandigen; passeren; plaats hebben; reiken; slagen voor; slijten; toesteken; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijrijden; voorkomen; zich begeven; zich voordoen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
elapsed beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
expired beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden
lapsed beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
miserable aan lager wal; armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen akelig; armzalig; bar; beroerd; berooid; deerniswekkend; deplorabel; ellendig; erbarmelijk; erg; karig; lamlendig; lamzalig; mager; meelijwekkend; miserabel; naar; pover; rampzalig; schraal
paltry armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
poor armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; behoeftig; berooid; deerniswekkend; dor; ellendig; erbarmelijk; erg; gebrekkig; inferieur; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; matig; middelmatig; min; minderwaardig; minvermogend; misdeeld; niet al te best; noodlijdend; onbeduidend; onbeholpen; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; zwak; zwakjes
ragged armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen gammel; krakkemikkig; wankel; zwak
seedy onooglijk; verlopen grof; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; plat; platvloers; schunnig; vuil; vunzig
shabby aan lager wal; armoedig; flodderig; haveloos; onooglijk; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen armelijk; armoedig; armzalig; banaal; berooid; grof; karig; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; luizig; mager; morsig; plat; platvloers; pover; schooierig; schraal; schunnig; triviaal; vuil; vunzig
shady armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen argwaan opwekkend; beschaduwd; donker; dubieus; duister; glibberig; lommerachtig; lommerrijk; luguber; macaber; obscuur; onguur; schaduwachtig; schaduwrijk; spookachtig; verdacht; vol schaduw
unsightly armoedig; flodderig; haveloos; onooglijk; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen lelijk; onooglijk; verfoeilijk
ModifierRelated TranslationsOther Translations
in gutter aan lager wal; verlopen


Related Translations for verloop