Summary
Dutch
Detailed Translations for drenken from Dutch to English
drenken:
-
drenken (doortrekken met vloeistof)
-
drenken (te drinken geven)
Conjugations for drenken:
o.t.t.
- drenk
- drenkt
- drenkt
- drenken
- drenken
- drenken
o.v.t.
- drenkte
- drenkte
- drenkte
- drenkten
- drenkten
- drenkten
v.t.t.
- heb gedrenkt
- hebt gedrenkt
- heeft gedrenkt
- hebben gedrenkt
- hebben gedrenkt
- hebben gedrenkt
v.v.t.
- had gedrenkt
- had gedrenkt
- had gedrenkt
- hadden gedrenkt
- hadden gedrenkt
- hadden gedrenkt
o.t.t.t.
- zal drenken
- zult drenken
- zal drenken
- zullen drenken
- zullen drenken
- zullen drenken
o.v.t.t.
- zou drenken
- zou drenken
- zou drenken
- zouden drenken
- zouden drenken
- zouden drenken
diversen
- drenk!
- drenkt!
- gedrenkt
- drenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for drenken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
soak | dronkaard; dronkelap; dronkeman; zatlap | |
water | water | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drench | doortrekken met vloeistof; drenken | |
let drink | drenken; te drinken geven | |
soak | doortrekken met vloeistof; drenken | afweken; doorweken; in de week zetten; inweken; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken |
water | drenken; te drinken geven | begieten; besproeien; bespuiten; bevloeien; bevochtigen; huilen; irrigeren; sproeien; tranen; tranen afscheiden; water geven |