Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gedruis:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gedruis from Dutch to English

gedruis:

gedruis [het ~] noun

  1. het gedruis (rumoer; tumult)
    the rumour; the roar; the hubbub; the noise; the hum; the movement; the din; the rumor

Translation Matrix for gedruis:

NounRelated TranslationsOther Translations
din gedruis; rumoer; tumult beroering; drukte; gebrom; gedreun; gemurmel; geraas; geroezemoes; heibel; heisa; heksenketel; herrie; krakeel; lawaai; leven; luidruchtigheid; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
hubbub gedruis; rumoer; tumult beroering; drukte; geraas; heibel; heisa; heksenketel; herrie; kabaal; krakeel; lawaai; leven; luidruchtigheid; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; stampei; tamtam; tumult
hum gedruis; rumoer; tumult gebrom; gemurmel; geroezemoes; gezoem
movement gedruis; rumoer; tumult
noise gedruis; rumoer; tumult beroering; drukte; geluid; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult
roar gedruis; rumoer; tumult gegil; gekrijs; geschreeuw
rumor gedruis; rumoer; tumult gerucht; praat
rumour gedruis; rumoer; tumult gerucht; praat
VerbRelated TranslationsOther Translations
hum blazen; brommen; fluiten; gonzen; neuriën; pijpen; zoemen
roar blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; het uitgillen; joelen; schreeuwen; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen
OtherRelated TranslationsOther Translations
movement beweging

Wiktionary Translations for gedruis:

gedruis
noun
  1. loud and continued noise