Summary
Dutch to German: more detail...
- verwezenlijken:
-
Wiktionary:
- verwezenlijken → zustande bringen, bewerkstelligen, ausführen, bestellen, erfüllen, leisten, ausrichten, verwirklichen, vollbringen, durchführen, vornehmen
Dutch
Detailed Translations for verwezenlijken from Dutch to German
verwezenlijken:
-
verwezenlijken (verwerkelijken; realiseren; bewerkstelligen)
realisieren; verwirklichen; zustande bringen; vollführen; schaffen; bilden; zurechtbringen-
verwirklichen verb (verwirkliche, verwirklichst, verwirklicht, verwirklichte, verwirklichtet, verwirklicht)
-
zustande bringen verb (bringe zustande, bringst zustande, bringt zustande, brachte zustande, brachtet zustande, zustande gebracht)
-
zurechtbringen verb (bringe zurecht, bringst zurecht, bringt zurecht, brachte zurecht, brachtet zurecht, zurechtgebracht)
Conjugations for verwezenlijken:
o.t.t.
- verwezenlijk
- verwezenlijkt
- verwezenlijkt
- verwezenlijken
- verwezenlijken
- verwezenlijken
o.v.t.
- verwezenlijkte
- verwezenlijkte
- verwezenlijkte
- verwezenlijkten
- verwezenlijkten
- verwezenlijkten
v.t.t.
- heb verwezenlijkt
- hebt verwezenlijkt
- heeft verwezenlijkt
- hebben verwezenlijkt
- hebben verwezenlijkt
- hebben verwezenlijkt
v.v.t.
- had verwezenlijkt
- had verwezenlijkt
- had verwezenlijkt
- hadden verwezenlijkt
- hadden verwezenlijkt
- hadden verwezenlijkt
o.t.t.t.
- zal verwezenlijken
- zult verwezenlijken
- zal verwezenlijken
- zullen verwezenlijken
- zullen verwezenlijken
- zullen verwezenlijken
o.v.t.t.
- zou verwezenlijken
- zou verwezenlijken
- zou verwezenlijken
- zouden verwezenlijken
- zouden verwezenlijken
- zouden verwezenlijken
diversen
- verwezenlijk!
- verwezenlijkt!
- verwezenlijkt
- verwezenlijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verwezenlijken:
Wiktionary Translations for verwezenlijken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verwezenlijken | → zustande bringen; bewerkstelligen | ↔ bring about — To accomplish |
• verwezenlijken | → ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; ausrichten; verwirklichen; bewerkstelligen; vollbringen; durchführen; zustande bringen; vornehmen | ↔ réaliser — construire |