Dutch

Detailed Translations for verpesten from Dutch to German

verpesten:

verpesten verb (verpest, verpestte, verpestten, verpest)

  1. verpesten (iets bederven; verkankeren)
  2. verpesten (bederven; verknoeien; stukmaken; )
    verderben; verpesten; verseuchen
    • verderben verb (verderbe, verdirbst, verdirbt, verdarb, verdarbt, verdorben)
    • verpesten verb (verpeste, verpestest, verpestet, verpestete, verpestetet, verpestet)
    • verseuchen verb (verseuche, verseuchst, verseucht, verseuchte, verseuchtet, verseucht)
  3. verpesten (vergiftigen; infecteren)
    vergiften; infizieren; verseuchen; anstecken
    • vergiften verb (vergifte, vergiftest, vergiftet, vergiftete, vergiftetet, vergiftet)
    • infizieren verb (infiziere, infizierst, infiziert, infizierte, infiziertet, infiziert)
    • verseuchen verb (verseuche, verseuchst, verseucht, verseuchte, verseuchtet, verseucht)
    • anstecken verb (stecke an, steckst an, steckt an, steckte an, stecktet an, angesteckt)
  4. verpesten (vergallen; bederven; verknoeien)
    vergällen; verderben; verpfuschen; vermasseln; verhunzen; vermurksen
    • vergällen verb (vergälle, vergällst, vergällt, vergällte, vergälltet, vergällt)
    • verderben verb (verderbe, verdirbst, verdirbt, verdarb, verdarbt, verdorben)
    • verpfuschen verb (verpfusche, verpfuscht, verpfuschte, verpfuschtet, verpfuscht)
    • vermasseln verb (vermassele, vermasselst, vermasselt, vermasselte, vermasseltet, vermasselt)
    • verhunzen verb (verhunze, verhunzt, verhunzte, verhunztet, verhunzt)
    • vermurksen verb (vermurkse, vermurkst, vermurkste, vermurkstet, vermurkst)

Conjugations for verpesten:

o.t.t.
  1. verpest
  2. verpest
  3. verpest
  4. verpesten
  5. verpesten
  6. verpesten
o.v.t.
  1. verpestte
  2. verpestte
  3. verpestte
  4. verpestten
  5. verpestten
  6. verpestten
v.t.t.
  1. heb verpest
  2. hebt verpest
  3. heeft verpest
  4. hebben verpest
  5. hebben verpest
  6. hebben verpest
v.v.t.
  1. had verpest
  2. had verpest
  3. had verpest
  4. hadden verpest
  5. hadden verpest
  6. hadden verpest
o.t.t.t.
  1. zal verpesten
  2. zult verpesten
  3. zal verpesten
  4. zullen verpesten
  5. zullen verpesten
  6. zullen verpesten
o.v.t.t.
  1. zou verpesten
  2. zou verpesten
  3. zou verpesten
  4. zouden verpesten
  5. zouden verpesten
  6. zouden verpesten
diversen
  1. verpest!
  2. verpest!
  3. verpest
  4. verpestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verpesten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anstecken infecteren; vergiftigen; verpesten aanspelden; aansteken; aanstrijken; besmetten; blakeren; branden; doen ontvlammen; in de fik steken; opspelden; opsteken; pinnen; sigaret opsteken; spelden; vastpinnen; vastprikken; vastspelden; verschroeien; verzengen; vuurmaken; zengen
etwas beschädigen iets bederven; verkankeren; verpesten
infizieren infecteren; vergiftigen; verpesten aansteken; besmetten; infecteren
verderben bederven; stukmaken; verbroddelen; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken achteruitgaan; afbreken; degenereren; ruineren; slopen; verderven; verdoen; vernielen; vernietigen; verspillen; verwoesten; verworden
vergiften infecteren; vergiftigen; verpesten iets vergallen; verknoeien
vergällen bederven; vergallen; verknoeien; verpesten iets vergallen; verknoeien
verhunzen bederven; vergallen; verknoeien; verpesten afmaken; afslachten; doden; moorden; om het leven brengen; ombrengen; verboemelen; verbrassen; verdoen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; vermoorden; verspillen
vermasseln bederven; vergallen; verknoeien; verpesten verdoen; verspillen
vermurksen bederven; vergallen; verknoeien; verpesten verdoen; verspillen
verpesten bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken
verpfuschen bederven; vergallen; verknoeien; verpesten verdoen; verhaspelen; verprutsen; verspillen
verseuchen bederven; infecteren; stukmaken; verbroddelen; vergiftigen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken aansteken; besmetten

Wiktionary Translations for verpesten:

verpesten
verb
  1. ervoor zorgen dat iets niet leuk meer is

Cross Translation:
FromToVia
verpesten verderben mar — to spoil, to damage
verpesten anstecken; infizieren infectergâter ; inoculer des germes contagieux.