Dutch
Detailed Translations for van kant maken from Dutch to German
van kant maken:
van kant maken verb (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
-
van kant maken (doden; vermoorden; liquideren; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen)
töten; ermorden; umbringen; fertigmachen; erledigen-
fertigmachen verb (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
Conjugations for van kant maken:
o.t.t.
- maak van kant
- maakt van kant
- maakt van kant
- maken van kant
- maken van kant
- maken van kant
o.v.t.
- maakte van kant
- maakte van kant
- maakte van kant
- maakten van kant
- maakten van kant
- maakten van kant
v.t.t.
- heb van kant gemaakt
- hebt van kant gemaakt
- heeft van kant gemaakt
- hebben van kant gemaakt
- hebben van kant gemaakt
- hebben van kant gemaakt
v.v.t.
- had van kant gemaakt
- had van kant gemaakt
- had van kant gemaakt
- hadden van kant gemaakt
- hadden van kant gemaakt
- hadden van kant gemaakt
o.t.t.t.
- zal van kant maken
- zult van kant maken
- zal van kant maken
- zullen van kant maken
- zullen van kant maken
- zullen van kant maken
o.v.t.t.
- zou van kant maken
- zou van kant maken
- zou van kant maken
- zouden van kant maken
- zouden van kant maken
- zouden van kant maken
en verder
- ben van kant gemaakt
- bent van kant gemaakt
- is van kant gemaakt
- zijn van kant gemaakt
- zijn van kant gemaakt
- zijn van kant gemaakt
diversen
- maak van kant!
- maakt van kant!
- van kant gemaakt
- van kant makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze