Verb | Related Translations | Other Translations |
ablöschen
|
blussen; doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
'n kaars doven
|
auslöschen
|
blussen; doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
'n kaars doven; doorstrepen; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen
|
ausmachen
|
doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
adviseren; afspreken; afwegen; afzetten; bepalen; determineren; eens worden; iets aanraden; iets overeenkomen; in de gaten houden; in het oog houden; ingeven; opletten; overdenken; overeenkomen; overeenstemmen; overwegen; raden; suggereren; toezien; uit elkaar gaan; uitdoen; uitdraaien; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vaststellen
|
ausschalten
|
doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
afbreken; afmaken; afzetten; koudmaken; liquideren; ruineren; slopen; uit de weg ruimen; uitdoen; uitdraaien; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vernielen; vernietigen; verwoesten
|
erlöschen
|
blussen; doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
afdekken; afruimen; afsterven; ophouden; opruimen; sterven; uitsterven
|
ersticken
|
doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
verstikken
|
löschen
|
blussen; doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
diskwalificeren; lessen; lossen; royeren; stillen; uitladen; uitschakelen; uitsluiten; verwijderen
|
schmoren
|
doven; smoren; uitblussen; uitdoven
|
gloeien; iem. verstikken; nasmeulen; op vuur pruttelen; pruttelen; smeulen; smoren; stoffen; stoven; sudderen
|