Summary
Dutch to German: more detail...
- toenemen:
-
Wiktionary:
- toenemen → zunehmen
- toenemen → sich vergrößern, wachsen, erhöhen, steigern, gedeihen, aufwachsen, anwachsen, dicker machen, dick werden, dicker werden, sich verdicken, verdoppeln
Dutch
Detailed Translations for toenemen from Dutch to German
toenemen:
-
toenemen (groeien; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
zunehmen; vergrößern; steigern; ansteigen; vermehren; ausbreiten; anschwellen; ausdehnen; ausweiten; aufstocken-
anschwellen verb (schwelle an, schwellst an, schwellt an, schwellte an, schwelltet an, angeschwellt)
Conjugations for toenemen:
o.t.t.
- neem toe
- neemt toe
- neemt toe
- nemen toe
- nemen toe
- nemen toe
o.v.t.
- nam toe
- nam toe
- nam toe
- namen toe
- namen toe
- namen toe
v.t.t.
- heb toegenomen
- hebt toegenomen
- heeft toegenomen
- hebben toegenomen
- hebben toegenomen
- hebben toegenomen
v.v.t.
- had toegenomen
- had toegenomen
- had toegenomen
- hadden toegenomen
- hadden toegenomen
- hadden toegenomen
o.t.t.t.
- zal toenemen
- zult toenemen
- zal toenemen
- zullen toenemen
- zullen toenemen
- zullen toenemen
o.v.t.t.
- zou toenemen
- zou toenemen
- zou toenemen
- zouden toenemen
- zouden toenemen
- zouden toenemen
en verder
- ben toegenomen
- bent toegenomen
- is toegenomen
- zijn toegenomen
- zijn toegenomen
- zijn toegenomen
diversen
- neem toe!
- neemt toe!
- toegenomen
- toenemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toenemen:
Antonyms for "toenemen":
Related Definitions for "toenemen":
Wiktionary Translations for toenemen:
toenemen
Cross Translation:
verb
-
groter worden in getal of maat
- toenemen → zunehmen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toenemen | → sich vergrößern; wachsen; erhöhen; steigern | ↔ increase — become larger |
• toenemen | → gedeihen; wachsen; aufwachsen; anwachsen | ↔ grandir — intransitif|fr devenir plus grand. |
• toenemen | → dicker machen; dick werden; dicker werden; sich verdicken | ↔ grossir — rendre gros, plus ample, plus volumineux. |
• toenemen | → verdoppeln | ↔ redoubler — Traductions à trier suivant le sens |